
Voordeel van het lidmaatschap van de Nipkow-jury is onder meer de jaarlijkse bijscholing. Op de longlist (dit jaar 22 titels) staan altijd producties die je niet zag. Beter gezegd ‘die ik niet zag’, want sommige dagbladcollega’s zien (bijna) alles, terwijl ik me, met één recensie per week, beperk tot genres die op voorhand interessant lijken voor de Groene-lezer: de tv als schepper van ‘schoonheid en troost’ (met buiging voor Wim Kayzer). Wat vaak neerkomt op drama en documentaire (als je het betere reisprogramma ook tot die laatste categorie rekent). Om mee te praten moest ik dit jaar meer inhaalwerk doen dan anders. Zelfs van de drie uiteindelijke genomineerden (De jurk en het scheepswrak – NTR; Onze man bij de Taliban – VPRO; Rampvlucht – KRO-NCRV) had ik die jurk nog niet gezien.
Van amusement zie ik misschien ook te weinig, al kende ik wel Even tot hier van Jeroen Woe en Niels van der Laan (BNNVARA), dankzij een voordracht in eerdere jaren. Die kregen nu de allerhoogste onderscheiding: de Ere Zilveren Nipkowschijf. De eerste ontvanger daarvan was Mies Bouwman, in 1962 (terwijl de Nipkowschijf zelf pas een jaar eerder was ingesteld). Tamelijk exceptioneel want beloning voor haar etmaal lange presentatie van de liefdadige Open Het Dorp-marathon − deels dus een sportprestatie. Het leek een eenmalige prijs. Pas in 1985 werd hij weer uitgereikt. Aan Kees van Kooten en Wim de Bie. En wel hierom: ze hadden in 1974 en 1977 de ‘gewone’ schijf al gewonnen. Elk jaar daartussen en daarna kon de jury eigenlijk evenmin om ze heen, maar je kunt niet aan de gang blijven. Toen herinnerde iemand zich die ‘Ere’ als oplossing voor alle problemen. Die behelsde immers ultieme erkenning die hen voorgoed tot ‘hors categorie’ en voortaan tot ‘hors concours’ verklaarde. Met als impliciete boodschap bepaald niet ‘het is welletjes’ maar ‘gaat u a.u.b. zo lang mogelijk door’. Dat deden ze gelukkig, nog dertien jaar.
Daarna is de Ere-schijf overwegend en steeds frequenter gebruikt om gans een loopbaan, soms afgerond, soms nog gaande, te belonen: Wim Koole; Wim Schippers; Martijn Lindenberg; Theo Reitsma; Sonja Barend & Ellen Blazer; Ad van Liempt; Frans Bromet; André van Duin; Jeroen Pauw; Matthijs van Nieuwkerk; Paul Witteman (weinig vrouwen inderdaad). Even tot hier past niet in dat rijtje maar de kwaliteiten vindt de jury zo overtuigend dat zij tot een Ere-schijf besloot, met als bijsluiter ‘zet de goede werken voort’. Ik citeer uit het persbericht: ‘Hoge kwaliteit satire over het nieuws van de week. Hun kracht: het grote nieuws verpakken tot slimme, uiterst geestige, muzikale en altijd actuele televisie. Ze maken lastige onderwerpen toegankelijk voor een breed publiek.’ Ze koppelen ook, soms briljant, uiteenlopende thema’s aan elkaar. Als voorbeeld wijst de jury op de aflevering waarin de afhandeling van de Groningse aardbevingsschade werd gecombineerd met de valse noten van ‘ons’ Songfestival-koppel. Oordeel zelf.
Terug naar de genomineerden voor de ‘gewone’ schijf (die toch echt uitzonderlijk is, maar die helaas in het nieuwsbericht op de NOS-site niet eens genoemd werden – zo blij zijn ze daar kennelijk met amusement). Over Onze man bij de Taliban schreef ik zowel in de papieren krant als in een Nader bekeken op groene.nl. De dramaserie Rampvlucht noemde ik zijdelings maar lovend in een recensie van de documentaire Een gat in mijn hart, ook over de ramp met het El Al-vliegtuig. Omdat Een gat de allereerste documentaire van Omroep Zwart betrof en de ramp vooral slachtoffers van kleur maakte, leek dat me gerechtigheid. De ‘waargebeurde’ fictiereeks Rampvlucht is zowel van maatschappelijk als journalistiek belang, omdat het de vele rookgordijnen en leugens rond oorzaak en gevolg in kaart brengt. Bovendien bewijst het het belang van goede onderzoeksjournalistiek. Maar vooral: het is ‘gewoon’ voortreffelijk, well-made drama. Zowel qua script, regie, spel als production design, zonder enig effectbejag: ‘calvinistisch’ in de goede zin.
Restte me als bijscholing De jurk en het scheepswrak en ook die driedelige documentairereeks bleek ijzersterk. Vanwege eerder verzuim alsnog een aanbeveling voor uitgesteld kijken. Kort samengevat: in 2014 ging een Texelse club van amateurduikers met een zeventiende-eeuws wrak in de Waddenzee aan de slag. Er liggen er talloze want de Reede van Texel was ‘het Schiphol van die tijd’, maar dit bleek heel bijzonder, want maagdelijk, met, dankzij snelle verzanding, goed geconserveerde lading, die ook nog verrassend gevarieerd is. En waarvan als extra ook jurken deel uitmaken, één uitzonderlijk mooi en mooi bewaard. Voor kleding-/kostuum-/modehistorici is het alsof er een graf van Toetanchamon is gevonden, of een Rembrandt ontdekt. Nee, alsof de enige Rembrandt is teruggevonden, want textiel vergaat snel onder water – deze jurk is volstrekt uniek.
Weten de duikers veel? Die zijn geïnteresseerd in munten, porselein, gebruiksvoorwerpen, wapens, scheepsmaterialen. Trek hem es aan, zeggen ze tegen het enige vrouwelijke clublid, Annet van Boven. Die vertelt lachend dat ze het niet deed, maar daar, zelfs met de kennis van nu, een beetje spijt van heeft. Ze had geen zin gehad tussen die kerels in haar ondergoed te staan. ‘Kennis van nu’, want de club behandelde de lading alsof er geen Erfgoedwet bestond die voorschrijft dat een vondst onmiddellijk aangemeld en niet aangeraakt mag worden, en deze bijzondere en grote al helemaal niet. Ach, zo was het al decennia gegaan en vóór die wet mocht je de helft houden. Voor hun gevoel hadden ze daar nog altijd recht op want zonder hen was de inhoud van dat wrak, in 2010 al gespot, nooit boven gekomen. Bovendien was het door Texelaars bij Texel gevonden en zouden de spullen dus, voor zover niet bij individuele duikers ondergebracht, op zijn minst aan de collectie van het eigen Kaap Skil-museum moeten worden toegevoegd.
Annet, en wat andere duikers, hebben sindsdien wel enig begrip gekregen voor die wet en het leger van ambtenaren en wetenschappers dat onthutst is over de manier waarop er met de inhoud van de schatkamer is omgegaan. Al vertelt ze ook nog, weer lachend, dat ze een losse zeventiende-eeuwse mouw in de wasmachine op dertig graden heeft gedaan (gelukkig wel in het hoesje waarin je ook je BH stopt) – precies de mouw die ontbreekt bij een als een puzzel in elkaar gezette tweede jurk, op tafel bij de internationale kostuumdeskundigen. Annet is daar met andere duikers uitgenodigd en haar blik verraadt niet dat ze beseft dat zij die mouw thuis heeft. Wat wij als kijker wel weten. Leve de goede montage. Dit overtreft toch alle fictie?
De kracht van de reeks zit in de botsing van werelden met als uitersten deze vrijbuitende eilanders die sowieso al weinig moeten hebben van ‘lui van de overkant’ en van wie zeker de ouderen een uitgesproken juttersmentaliteit hebben. En als je dan te maken krijgt met deels wereldvreemde geleerden en gezagsdragers die weinig of niks van zeestromingen, duikkunst en eilandtraditie weten en die je even komen criminaliseren omdat je wat leuke dingen thuis in een vitrine hebt staan of wat van de lading palmhout aan boord hebt vertimmerd (ze hebben het zelf het palmhoutwrak genoemd ter onderscheiding van pakweg het piskruikenwrak), ja, dan wil het wel botsen. Eigenlijk is die op het eerste gezicht totaal oninteressante jurk hun fataal geworden: dat meesterstuk zorgde voor letterlijk wereldwijde aandacht en dan gaan wetenschappers en bestuurders natuurlijk vragen stellen over wat waar lag en hoe het is behandeld en of er niet nog meer was, misschien wel veel meer. Alleen al de lichaamstaal van de vertegenwoordigster van het Rijksmuseum over zoveel barbarij spreekt boekdelen.
En dan wordt het nog veel leuker als de archeologen, historici in tal van specialismen, museologen en kostuumkenners ook niet op één lijn blijken te zitten. Van merkbare haat tegen het duikersvolk tot voorzichtig begrip voor hun mentaliteit en geschiedenis, en enige erkenning van hun kwaliteiten. En onder ambtenaren, bestuurders en curatoren zitten er zowel hardliners als ‘politici’ die zien dat rigiditeit juist averechts werkt bij mannen met harde koppen en twee rechterhanden die alles zelf kunnen. Maar ook de duikers blijven geen gesloten front. Er zijn er die het allemaal nog steeds eigenlijk flauwekul vinden, dat van die wet; er zijn er ook die geschrokken zijn van wat ze in onwetendheid hadden kunnen aanrichten of aangericht hebben. En ik, historicus, huiver bij die schade en begrijp de deskundigen, maar geniet ook stiekem van het anarchisme, het lef, de Reynaard-mentaliteit. Zoals in drama de boef vaak interessanter is dan de wetsdienaar.
Alle lof voor de makers, die dankbaar profiteren van een aantal ijzersterke personages. Annet van Boven is er zo een. Maar ook de directeur van het Kaap Skil-museum, Corina Hordijk, die, zelf eilandse, meesterlijk en geestig laveert tussen ‘piraten’ en wetenschappers, met, hopelijk, een meestercollectie in haar daarvoor te verbouwen museum in het vooruitzicht. Met een zijden veelkleurige jurk als Mona Lisa, Guernica, Nachtwacht, Gezicht op Delft. En om niet te vergeten de gebroeders Betsema, duikers van het eerste uur en de oude stempel. En onnavolgbare logica over hun duikerspraktijk inzake grote schatten: ‘Ja, het is onwetendheid; maar wat je niet weet, kan je niet fout doen – laten we eerlijk wezen.’
Arnold van Bruggen, De jurk en het scheepswrak, NTR, drie delen
Bekendmaking winnaar Zilveren Nipkowschijf is op donderdag 15 juni