Een aftandse onbestemd blauwe Ford van zeker veertig jaar oud pruttelt door de hoofdstraat van het dorp. Met een flesje Castle bier in de linkerhand, het stuur in de rechterhand en zijn stok oude moeder malende op de achterbank, koerst Collen Tumbare van bierhal naar bierhal. Naast de bejaarde vrouw zitten steeds weer andere mensen. Vrienden van Tumbare. Vrienden die zomaar een stukje meerijden, een pot zelf gebrouwen bier doorgeven, een beetje praten.

Het is heus niet zo dat de barretjes in dit dorpje diep in de Zimbabwaanse provincie Manicaland erg ver van elkaar liggen — zo groot is het hier allemaal niet. Het is ook niet zo dat je door mee te rijden met Tumbare enorme tijdwinst behaalt — iets te vaak moet een plakbandje of ijzerdraadje waarmee het brik aan elkaar hangt, bijgesteld worden om de boel rijdende te houden. De mannen drinken bier, de vrouwen wachten in lange rijen bij de winkels voor eten. Zo kom je tenminste de dag door in een land waar in korte tijd de werkloosheid is gestegen tot boven de 65 procent. Het is nu dan toevallig zondagochtend tien uur, maar ook morgenochtend zal Tumbare met zijn vrienden en zijn moeder door het dorp toeren. Vanuit zijn rijdende buurthuis beziet hij de wereld.

Groot is die wereld niet. Buiten de stedelijke centra van Zimbabwe zijn vrijwel alleen de door de staat gecontroleerde media beschikbaar: The Herald — die op weinig subtiele wijze dagelijks campagne voert voor de herverkiezing van president Robert Mugabe — en zijn nog iets extremere zondagse uitgave The Sunday Mail. Wie hier op het platteland met de grootste krant van Zimbabwe wordt gesignaleerd, het Mugabes voornaamste rivaal Morgan Tsvangirai steunende dagblad The Daily News, is zijn leven niet zeker. Groepen voornamelijk werkloze jongeren, door Mugabes Zanu-PF gerekruteerd om onder dekmantels van verschillende sympathiek klinkende arbeidsprojecten angst te zaaien, treden hard op tegen mensen die zich in het openbaar met de voor de overheid onwelge vallige publicatie vertonen. Mensenrechten organisaties meldden enkele maanden geleden al verschillende gevallen van Zimbabwanen die in het ziekenhuis waren beland na het lezen van een van de onafhankelijke kranten.

Collen Tumbare koopt dus The Sunday Mail. Zonder op of om te kijken hobbelt hij de onverharde hoofdweg over, daarbij krakend en piepend rakelings een met hoge snelheid passerende bus missend. De bus, aan alle zijden behangen met verkiezingsposters voor Robert Mugabe, laat de krantenverkopers aan gene zijde van de straat achter in een wolk van zand en stof. Onder een grote boom, voor de deur van weer een nieuwe goed gevulde drankhal, leest Tumbare hardop voor over de «schandalige samenzwering» van Morgan Tsvangirai tegen «kameraad» Mugabe. Binnen de top van Tsvangirais Movement for Democratic Change (MDC) is tweespalt ontstaan, weet de krant, over de wijze waarop de presidentskandidaat eigenmachtig een Canadese firma heeft ingehuurd om Robert Mugabe nog voor de verkiezingen te laten liquideren. Een Australische televisiezender vertoonde aan de hand van een nogal vage videoband waarin overduidelijk veel was geknipt en geplakt, het zogenaamd «sluitende bewijs» voor de morsige praktijken van Tsvangirai. The Sunday Mail, door sommige mensen vaak spottend de Sunday Moyo genoemd, met een verwijzing naar de impopulaire minister voor Informatie Jonathan Moyo, meet een en ander breed uit. In advertenties tussen de redactionele teksten door wordt door alle mogelijke bedrijven en instellingen president Mugabe alsnog van harte gefeliciteerd met zijn 78ste verjaardag, 21 februari. «Onze grote leider is nog lang niet uitgeregeerd. Nog vele jaren toegewenst!» staat er in een ingezonden mededeling van een grote bank.

In een bijzinnetje in het artikel over het complot van Tsvangirai, dat de nog altijd voorlezende Collen Tumbare niet over het hoofd ziet, wordt beweerd dat Tsvangirai het Verenigd Koninkrijk beloofd zou hebben het blanke MDC-parlementslid David Coltart bij een eventuele verkiezingsoverwinning aan te stellen als vice-president. Weer een teken aan de wand dat Tsvangirai een marionet van het Westen is, schrijft de krant, en dat de MDC aanstuurt op een herkolonisering van Zimbabwe. Collen Tumbare zegt dat hij niets tegen witte mensen heeft, maar ze moeten niet denken dat ze zomaar het land kunnen afpakken. Hij balt zijn rechtervuist, het gebaar dat de Zanu-leden bindt. «Rhodesië is geschiedenis», zegt hij. «We hebben gevochten voor onze vrijheid en alleen Morgan Tsvangirai lijkt dat vergeten. Hij was een prima vakbondsleider, maar landspresident kan hij nooit worden. Comrade Mugabe heeft zoveel meer ervaring. Híj heeft de hulp van het Westen helemaal niet nodig.» Uit de achterzak van zijn spijkerbroek haalt Tumbare zijn lidmaatschapskaart van de Zanu-PF, de partij van Mugabe die het land al zo’n twee decennia in een ijzeren greep heeft. Tumbare zegt niet alleen lid te zijn omdat dat het leven in deze roerige tijd een stukje eenvoudiger maakt — op vertoon van de kaart laten Zanu-jongeren je door bij wegversperringen en ook bij het uitdelen van de laatste voorraden voedsel komt het verfomfaaide stukje karton goed van pas. Niets van dit al. Tumbare lijkt een waar aanhanger. En dat heeft zich in klinkende munt uitbetaald. Met de reserves die hij opbouwde tijdens een vorig baantje bij een regionale vestiging van het ministerie van Onderwijs kan hij nog altijd aardig rondkomen, zegt hij. Honger? Nee. Hij lacht. «Alleen domme mensen hebben honger. Mijn voorraad maïsmeel is toereikend tot aan de volgende regentijd.»

Het zijn dus kennelijk domme mensen die naast Tumbares goed gevulde drankenhal al wekenlang voor de plaatselijke, vrijwel lege kruidenierswinkel in de rij staan voor het fel begeerde meel waarvan de Zimbabwanen hun dagelijkse sadza maken, een papachtige substantie die de basis vormt voor iedere maaltijd. Ondanks de overweldigend grote portretten van Robert Mugabe boven vrijwel elke toonbank is er geen korrel maïsmeel meer te krijgen. Ook geen suiker. En olie om op te koken is er maar mondjesmaat. Wie de dorpjes verlaat en kriskras de velden in rijdt, ziet dat de oogst behoorlijk mislukt is. De akkers van de grote commerciële (vooral blanke) boeren zien er door de geavanceerde irrigatie systemen nog wel aardig uit, maar de bescheiden lapjes grond rond de hutten van de gewone Zimbabwanen bieden een troosteloze aanblik. Zo ver je kijken kunt, hangen de gewassen er slap bij. Al veel te lang is het veel te droog. De regentijd die normaal gesproken zo rond november had moeten beginnen, is bijna geheel uitgebleven.

Wie enkele jaren geleden had gezegd dat Zimbabwe, eens de voedselschuur voor Zuidelijk Afrika, in 2002 honger zou lijden, was voor gek versleten. Nu staat het land aan het begin van een heuse hongersnood. Volgens het World Food Programme (WFP) van de Verenigde Naties lopen op dit moment al meer dan vijfhonderdduizend Zimbabwanen acuut levensgevaar. In het zuidwesten van het land is inmiddels een begin gemaakt met het uitdelen van noodhulp. In klinieken en ziekenhuizen, ook hier in Manicaland, worden de eerste dikbuikige kinderen binnengedragen.

«God lijkt ons vergeten bij de verdeling van de regen dit jaar», zegt Collen Tumbare. Dat er aan de voedseltekorten ook nog andere redenen ten grondslag liggen dan de extreme droogte willen hij en de top van zijn partij in Harare liever niet weten. De invloed van hiv/aids, bijvoorbeeld, waardoor de productiviteit van de landarbeiders nogal is afgenomen, is een van die redenen. Maar veel belangrijker zijn de bezettingen van de boerderijen en de in 2000 begonnen versnelde landhervormingen, aldus onderzoekers van het ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Na ties.

De voedselcrisis is een centraal thema in de verkiezingscampagnes geworden. In paginagrote advertenties in de onafhankelijke kranten toont de MDC «wat Zanu (PF) deed met tien Zim-dollar». In 1985 kon je voor dat bedrag nog tien hele broden krijgen, nu koop je er vijf losse sneetjes voor. Zanu-PF geeft in haar paginagrote krantenadvertenties de schuld van de crisis aan de blanke boeren, die hun maïsoogsten zouden hebben opgeslagen en verbrand om de regering nu zwart te kunnen maken.

«Dit land had geen honger hoeven lijden als onze landerijen niet bezet waren geweest», bezweert de directeur van de overwegend blanke Commercial Farmers’ Union (CFU) met de hand op zijn hart. David Hasluck is zijn naam, maar het zit de boerenbaas de laatste tijd bepaald niet mee. In zijn statige kantoor in een buitenwijk van Harare, ver van de verkiezingshectiek in de binnenstad, hangen foto’s en plattegronden van zijn eigen boerderij. Met lede ogen zag hij aan hoe meer dan de helft van zijn grond door oorlogsveteranen met steun van de regering bezet werd en er nu beroerd bij ligt. «Van mijn irrigatie systemen hebben ze geen weet, die nieuwe zogenaamde boeren op mijn land. De velden staan er verdord en vergeeld bij en niemand lijkt het iets te interesseren. We hebben eerder droogte gehad, hier in Zimbabwe. Maar dankzij onze oogsten is het toen niet uit de hand gelopen. Nu moeten we importeren, en is het nog maar de vraag of de regerende partij de verkiezingsoverwinning niet met het geïmporteerde eten wil kopen.»

Begin vorig jaar al waarschuwde de boerenbond dat de snelle herverdeling van land tot voedselproblemen zou kunnen leiden. In plaats van 160.000 hectare kon door de aanhoudende bezettingen maar op 40.000 hectare maïs worden ingezaaid. Met een tekort van zo’n 300.000 ton maïs tot gevolg. De Zanu-minister sloeg de waarschuwingen in de wind en leek ervan overtuigd dat de onervaren landbezetters dezelfde oogsten zouden binnenhalen als de gelouterde en goed geoutilleerde commerciële boeren. Hasluck: «Het runnen van een landbouwbedrijf is een vak waarvoor je enige kennis in huis dient te hebben. Dat lijkt niemand zich hier te realiseren. In het uiterste geval ben ik best bereid de helft van mijn land tegen een zeer bescheiden vergoeding af te staan, maar dan wil ik wel dat de grond goed gebruikt wordt. Gewassen als maïs zijn alleen optimaal winstgevend wanneer op grote schaal geproduceerd wordt, zoals bijvoorbeeld in Argentinië en de Verenigde Staten.»

Hasluck hoopt zoals zoveel boeren op een overwinning voor de MDC. Of die partij werkelijk verstand heeft van het platteland weet hij niet, maar Morgan Tsvangirai lijkt in elk geval het economisch belang van de intensieve landbouw serieus te willen nemen. Nadat eerst het wettelijk gezag in Zimbabwe is hersteld en een begin is gemaakt met de terugtrekking van de geldverslindende Zimbabwaanse troepenmacht uit Congo-Kinshasa, wil Tsvangirai, als hij ondanks alle obstructie president zou worden, zo snel mogelijk het versnelde proces van landhervormingen terugdraaien en de illegale bezetters van de commerciële boerderijen verwijderen. Het «fast track»-programma van Mugabe zou in korte tijd alle landloze boeren van een lapje grond moeten voorzien, maar al snel werd duidelijk dat slechts toegewijde Zanu-aanhangers van de hervormingen profiteerden. De MDC beoogt een onafhankelijke landcommissie in het leven te roepen om de eerlijke verdeling van het land in goede banen te leiden. Want dát er iets moet gebeuren aan de verdeling van het land (en trouwens ook aan de middeleeuwse arbeidsomstandigheden van de zwarte landarbeiders) staat vast.

Toen Robert Mugabe in 1980 Zimbabwes eerste meerderheidspremier werd, volstond hij met het uitdelen van enkele stevige lappen grond onder zijn eigen mensen. Vijfenveertig procent van alle beschikbare landbouwgrond bleef in het bezit van minder dan één procent van de bevolking, de blanke boeren die in de eerste paar jaar van de onafhankelijkheid best te spreken waren over «Good old Bob». Pas toen Mugabes populariteit in de jaren negentig onder de massa sterk afnam, leek hij serieus werk te willen maken van de landhervormingen. In zijn verkiezingscampagne voor de parlementsverkiezingen van twee jaar geleden ging Mugabe de boer op met de leus: «The economy is the land, the land is the economy». Veel van de economische problemen in het land zouden opgelost kunnen worden met een goede landverdeling. Dat bleek een misrekening. Duizenden landarbeiders werden ontslagen omdat er op de bezette landerijen niet veel meer te doen was.

De economische crisis is door het ineenstorten van de landbouw alleen maar groter geworden. Vorig jaar bedroeg de inflatie maar liefst 112 procent. De export, bijvoorbeeld van tabak, is sterk afgenomen, waardoor het land nauwelijks nog buitenlandse deviezen heeft om bijvoorbeeld olie te importeren. De benzinecrisis van 2000-2001 mag dan eind vorig jaar door een onderhandse deal tussen Robert Mugabe en de Libische leider Kadafi zijn bezworen, de economie hangt nog steeds aan een zijden draadje. De presidents verkiezingen van komend weekend zijn alles beslissend voor de toekomst van Zimbabwe. Als Mugabe erin slaagt de verkiezingen zo te manipuleren dat hij als winnaar uit de bus komt, dan zal zijn land in een absoluut isolement geraken. Met Morgan Tsvangirai, die de in 1999 uit vakbonden, mensenrechtenbewegingen en kerken voortgekomen tegenpartij MDC leidt, is volgens politiek analisten voorzichtig herstel mogelijk.

Dinsdagochtend, 26 februari. De snelweg van Harare naar Mutare ligt er opmerkelijk rustig bij. Weinig verkeer, deze ochtend, maar ook geen weg versperringen van Zanu-jongeren. Wellicht dat de inmiddels talrijk aanwezige waarnemersmissies van de SADC-landen (Southern African Development Community), het Gemenebest en Zuid-Afrika een soort preventieve werking hebben. «Rust en vrede» heet een van de boerderijen van een ongetwijfeld ooit uit Zuid-Afrika overgekomen boer. Het bordje staat er nog, maar rust noch vrede heeft de omgeving de laatste tijd gekend. In Rusape, halverwege Harare en Mutare, moest een van de belaagde boeren de bezettingen van oorlogsveteranen bekopen met zijn leven.

Vlak voor Mutare rechtsaf richting het stadje Odzi en dan nog zo’n twintig kilometer over een donkerrode zandweg. Na de kilometerslange akkers van buurman De Klerk doemt een boerderij op van iets bescheidener omvang, de boerderij van John Gwitira. De algemeen directeur van de Zimbabwe National Liberation War Veterans’ Association (ZNLWA) woont er sinds hij de facto uit zijn functie werd gezet door de inmiddels overleden Chenjerai «Hitler» Hunzvi, de voorzitter die van Gwitira’s veteranenbond een verlengstuk van Mugabes Zanu-PF maakte. Eind jaren zeventig tijdens de bevrijdingsoorlog verliet de vroegere Rhodesische eigenaar zijn boerderij en sinds 1999 is Gwitira er aan de slag. Het is nog een beetje een bouwval en voorlopig bivakkeert hij met zijn complete inboedel in een van de kleine zijkamertjes. Zijn vrouw blijft zolang liever in Harare.

Gwitira, begin vijftig, heeft vanmorgen weliswaar als actief partijlid nog een campagnebijeenkomst van de Zanu-PF toegesproken, maar op de partijtop is hij eigenlijk al jaren uitgekeken. Veel te laat heeft president Mugabe zich gerealiseerd dat er iets moest gebeuren met de veteranen die hem in 1980 aan de macht hadden geholpen. Gwitera: «De Rhodesische soldaten verloren de oorlog, maar kregen een prima pensioen. Wij kregen niets. De regering vergat ons en vergat de jeugd. Je ziet wat daar de laatste jaren van gekomen is.» Praten bleek weinig effectief en dus gingen de veteranen over tot het bezetten van aanvankelijk alleen landbouwbedrijven van de staat, maar later ook de commerciële bedrijven. Gwitira gaf daar als directeur indertijd toestemming voor en nog steeds staat hij achter dat besluit. Dat de huidige voedseltekorten te maken hebben met de landbezettingen noemt hij geheel volgens de partijlijn «nonsens».

«In feite is er na 1980 voor de gemiddelde Zimbabwaan niet zo heel erg veel veranderd. Goddank werd er niet meer gevochten, maar de mensen die in Rhodesië rijk waren, waren tien jaar later ook nog rijk. En de mensen die arm waren, zijn dat nu nog steeds. De socialistische taal van Mugabe bleek voornamelijk retoriek. Het enige politieke doel dat hij de laatste tien jaar voor ogen had, was consolidatie van zijn eigen macht. Pas toen het erop leek dat de regering de strijd om het land ging verliezen, werden de bezettingen gepolitiseerd en werd onze bond tegen mijn zin een verlengstuk van de Zanu», zegt Gwitira, de ene sigaret met de andere aanstekend.

De veteranen moeten nog steeds allemaal een stukje grond krijgen, vindt hij. Want een échte Afrikaan moet kunnen leven van de opbrengsten van zijn eigen land. «Pas als boer kun je je moeder recht in de ogen kijken», meent Gwitira. In de dagelijkse Zanu-spotjes op televisie zeggen snelle jonge stadsbewoners met glimmende mobiele telefoontjes en modieuze overhemden hun ware roeping op het platteland gevonden te hebben. Ze worden boer. Gwitira, die bijna zijn hele leven in Harare woonde, zou in deze spotjes niet hebben misstaan. Toch is de partij niet alles voor hem. Zanu-PF is «de minst slechte keuze», zegt hij. De MDC zal Zimbabwe volgens Gwitira uitleveren aan de grillen van de Wereldbank, het Internationaal Monetair Fonds en de Europese donors. «Pure neokoloniale politiek, waarbij in de eerste plaats de westerse economische belangen, ten koste van Afrika, veiliggesteld worden.» Om ideologische redenen zou Gwitira nooit op de MDC kunnen stemmen, bang als hij is dat Zimbabwe afglijdt naar het bedenkelijke niveau van bijvoorbeeld Zambia, «een speelbal van de westerse financiers».

De ontspannen stilte op het land van Gwitira staat in schril contrast met de alom voelbare spanning in Marondera, zo’n tachtig kilometer ten oosten van Harare. Het is acht uur ’s ochtends, vrijdag 1 maart. Op het eerste gezicht gaat het er in de straten van het stadje nog tamelijk gemoedelijk aan toe. Straatverkopers stallen hun waar uit en de koloniaal ogende winkeltjes aan Main Street openen hun deuren. De zwarte bevolking is onderweg naar een taxibusje of loopt doelloos rond. De weinige personenauto’s op straat worden bestuurd door overwegend bejaarde Rhodesiërs, die in 1980 bij de onafhankelijkheid niet zijn gevlucht naar Zuid-Afrika of Engeland. Het straatbeeld van Marondera lijkt de laatste 22 jaar weinig veranderd te zijn.

Wie de winkelstraat verlaat, voelt de onrust aan den lijve. Groepen jonge aanhangers van Zanu-PF trekken door de straten, schreeuwen leuzen voor Robert Mugabe en proberen mensen op niet al te lichtzinnige wijze ervan te overtuigen vandaag vooral niet naar de «MDC Star Rally» met oppositiekandidaat Tsvangirai te gaan. Toch worden enkele tienduizenden mensen verwacht.

Ronduit grimmig wordt het verderop, in de townships. Vannacht al stormden de Zanu-milities door de straten om een ieder die van plan was naar de rally te gaan duidelijk te maken dat hij of zij dat met de dood zou bekopen. De duizenden mensen die toch het risico wilden nemen, worden nu domweg tegengehouden. Op de uitvalswegen van de townships zijn door de Zanu-jeugdleden wegversperringen aangelegd. Alleen mensen die in het bezit zijn van de partijkaart mogen er langs.

In Hotel Marondera, met uitzicht op de snelweg Harare-Mutare, is van spanning op straat en in de townships niets te merken. Verkiezingswaarnemers laten zich het ontbijtbuffet goed smaken en bereiden zich ietwat luidruchtig voor op hun missie voor vandaag. Het valt wel mee met het geweld tegen oppositieleden, lieten enkele SADC-mensen eerder deze week weten op een persconferentie in Harare. De onafhankelijke kranten in Zimbabwe overdrijven schromelijk, vond een waarnemer uit Namibië. En hoewel de provincie Mashonaland East, waarvan Maron dera de hoofdstad is, de laatste maanden tientallen gewelddadige confrontaties heeft gekend, worden door de waarnemers voor vandaag geen grote problemen verwacht. Als ze rond tien uur met hun terreinauto’s naar de Marondera Show Ground rijden, is van het buitensporige geweld eerder op de dag ook weinig meer te zien.

In het vervallen stadion treffen twee klassieke blanke boeren — korte broek, dikke buik, cowboyhoed en baard — de laatste voorbereidingen voor de rally. Tussen het hoge gras werkt een van hen aan een forse geluidsinstallatie, terwijl de ander poogt een zeppelin met de tekst «Morgan for President!» omhoog te krijgen. De rally had al om tien uur moeten beginnen, maar het stadion is nog vrijwel leeg. Slechts twee- à driehonderd mensen in MDC-shirts zingen hun protestsongs en tonen hun handen met gespreide vingers, de groet van de MDC. De aanwezigen zwaaien met rode kaarten. Mugabe moet het veld uit. Volgens de hossende MDC-aanhangers is door hem het land volledig gedegenereerd.

Als de geluidsinstallatie onder groot enthousiasme de eerste klanken van Bob Mar leys One Love uitstoot, arriveert bij het toegangshek van het stadion een enorme politiemacht. Zo’n honderd agenten omsingelen het terrein, naar eigen zeggen om de waarnemersmissies te beschermen, maar volgens de MDC-aanhangers om de opgekomen massa te intimideren. Ook het nationale leger komt met een delegatie. Op strategische punten, net uit het zicht van de activisten, worden de zwaarbewapende militairen geposteerd. «Nu zijn er niet alleen meer waarnemers dan MDC-supporters, maar ook meer agenten», lachen twee SADC-mannen.

Het water in de kan bij het spreekgestoelte voor Morgan Tsvangirai wordt maar weer eens ververst. Af en toe komt er nog een groepje mensen het stadion binnen, maar de MDC-leider zelf heeft zich nog niet laten zien. Van tien uur is de aanvangstijd van zijn redevoering uitgesteld tot elf uur, tot twaalf uur en inmiddels tot één uur ’s middags. De zinderende hitte en de kennelijk bescheiden belangstelling veranderen het geheel in een matte bedoening. Bob Marley speelt nog wel — zoals hij dat trouwens ook live deed bij de inhuldiging van Robert Mugabe 22 jaar geleden — maar weinig mensen dansen en zingen mee.

Ook is er angst. Van buiten de hekken komen immers steeds meer geruchten over gewonde en misschien zelfs dode MDC-aanhangers die op hun pad naar het stadion de Zanu-jongeren troffen. De townships zijn volgens een van de organisatoren afgegrendeld door leger en politie om mensen ervan te weerhouden naar de rally te gaan. Een groepje MDC’ers dat toch met een auto langs de Zanu-blokkades wist te komen, heeft gehoord dat de milities zelfs het plan zouden hebben Tsvangirai zelf om te brengen. «Hij zal jullie rally niet levend bereiken», dreigden de jongeren. Omdat de politie al eerder op de dag weigerde de MDC-leider naar Marondera te escorteren, besluit Didimas Munhenzva, de provinciale partijbaas, de rally af te blazen. «Het zou zonde zijn onze leider voor slechts een paar honderd mensen op te offeren», zegt hij.

Als het besluit bekendgemaakt is, stormt iedereen het stadion uit, bang voor een invasie van de Zanu-jongeren. Pas buiten de hekken is te zien welk slagveld is aangericht. Enkele gewonden worden weggedragen. Ze bloeden hevig. Buitgemaakt campagnemateriaal van de MDC is door de Zanu-jongeren in brand gestoken. En ook hebben de bermen van de asfaltweg terug naar Marondera vlam gevat. Met een rotgang rijden waarnemers, MDC-aanhangers en een handjevol journalisten door de haag van stenengooiende Zanu-jongeren op zoek naar een veiliger heenkomen. De gebalde vuisten hebben Marondera overgenomen.

The Herald, de van overheidswege gecontroleerde krant die er zeker van is dat Morgan Tsvangirai bij de verkiezingen geen schijn van kans maakt, schrijft daags na de rally dat de bijeenkomst is afgelast wegens gebrek aan belangstelling. Dat mensen niet in de gelegenheid waren om de rally te bezoeken door de dreigementen van Zanu-jongeren noemt de krant «onnozele smoesjes». The Daily News, het onafhankelijke dagblad, maakt melding van de gewonden en de intimidatiecampagne.

Harare, zaterdagmiddag, daags na de mislukte rally. Achter het stuur van zijn bakkie zit een ietwat gedesillusioneerde Didimas Munhenzva. De voorruit van zijn Ford wemelt van de barsten en de sterren als gevolg van de stenenregen van gisteren. In de laadbak heeft Munhenzva een zevental jonge MDC-aanhangers die nu echter als zodanig onherkenbaar zijn. Wie op straat met MDC-shirts of -petjes rondloopt, roept sowieso onheil over zich af.

Maar ook zonder de shirts waren de zeven in Marondera hun leven niet meer zeker. Geen van de bij de rally prominent aanwezigen heeft volgens Munhenzva vannacht thuis kunnen slapen. Hier in Harare probeert hij voor zijn jongens een veilig onderkomen te vinden. Marondera zullen ze tot na de verkiezingen niet meer zien. «Dat komt ervan als je de moed hebt een MDC-rally bij te wonen», zegt Munhenzva van achter het stuur.

Een van de jongens had zich ingelaten met een Zuid-Afrikaanse waarnemer die wilde zien of er nu werkelijk zoveel geweld tegen MDC-aanhangers was. Midden in Marondera, nog voor het betreden van het rallyterrein, heeft hij gevraagd of de jongen een MDC-shirt wilde aantrekken om te zien wat er zou gebeuren. Het viel nogal mee, met de Zuid-Afrikanen in de buurt. «Maar ik had nog zo gezegd: als je je inlaat met de waarnemers, dan kom je nooit meer thuis. En inderdaad: vannacht is zijn huis doorzocht. Nu moet ik ook deze jongen hier in Harare onderbrengen.»

Bij de parlementsverkiezingen in 2000 was Munhenzva de MDC-kandidaat voor Marondera. Hij verloor het maar nipt van zijn Zanu-rivaal. Een echt Zanu-bolwerk is het stadje dus niet, zoals de partij na de mislukte rally graag wil doen geloven. Een van de grootste problemen is volgens Munhenzva dat de Zanu-jongeren het op een akkoordje hebben gegooid met de politie. «Mijn huis is in brand gestoken en de lijst met de namen van de daders ligt al tijden op het politiebureau, maar vooralsnog is niemand aangehouden. Nou ja, de twee jongens die ik had ingehuurd om de restanten van mijn inboedel te bewaken, zijn natuurlijk wél opgepakt. Ze zitten nog steeds, op verdenking van inbraak. Ook de mannen die vanuit een rijdende auto tien kilometer lang op mijn vorige auto schoten, zijn nog altijd niet gepakt.»

Enige fiducie in een eerlijke afloop van de verkiezingen heeft Didimas Munhenzva niet meer. «Een deel van onze eventuele verkiezingsoverwinning is al gestolen. Sommige van onze mensen blijken niet op de lijst te staan als geregistreerde kiezers, er zijn in Marondera maar drie stemlokalen op zestigduizend geregistreerde kiezers en de twaalf mobiele stemlokalen worden bestuurd door Zanu-chauffeurs.»

Als alles in de aanloop naar de verkiezingen van begin af aan eerlijk was verlopen, dan had Zanu-PF sowieso verloren. Dat zegt niet alleen Munhenzva, maar dat wijzen ook opiniepeilingen uit. Door de intimidatie, de vele (juridische) trucs van de regering en misschien ook de rechtszaak wegens hoogverraad tegen Tsvangirai wordt een overwinning lastig. In uitgesproken MDC-regio’s wil de kiescommissie het aantal stemlokalen verminderen om de wachttijden bij de stembussen op te voeren en het enthousiasme om überhaupt op te komen te breken. Om de opkomst in de MDC-gezinde steden Harare en Bulawayo te drukken, overweegt Mugabe naar verluidt op de verkiezingsdagen geïmporteerd maïsmeel aan de supermarkten ter beschikking te stellen. De redenering is dat mensen in tijden van voedselschaarste liever een hele dag in de rij staan om een zak maïsmeel te bemachtigen dan om hun stem uit te brengen.

Munhenzva wordt er moedeloos van. Toch zullen er maar weinig mensen intrappen, denkt hij. «Als je familieleden en vrienden in het ziekenhuis liggen omdat ze door politiek geweld gewond raakten, dan kun je met goed fatsoen toch niet meer op de Zanu-PF stemmen?»

Het loopt alweer tegen de avond en onderdak voor de zeven jongens is er nog niet. Munhenzva moet nu echt verder. Onder het dash board spreidt hij nog een keer de vingers van zijn rechterhand, de groet van de MDC. Je kunt in Zimbabwe niet voorzichtig genoeg zijn.

Dit artikel kwam tot stand dankzij financiële bijdragen van Hivos en Niza.