
Wie de muziek van Hatsune Miku opzoekt op Spotify komt iets tegen dat bij geen enkele artiest, hoe klein ook van naam of faam, ooit voorkomt: het rijtje met vijf (aan te vullen tot tien) meest gedraaide nummers is afwezig. Niet dat er geen nummers zijn. Integendeel, het houdt maar niet op. Ze zijn alleen kennelijk vrijwel nooit door iemand gedraaid. Het staat er bijna sneu: ‘Help populaire nummers voor deze artiest te maken! Populaire nummers ontstaan als steeds meer mensen naar een artiest luisteren. Start de trend door nu te luisteren!’
Start de trend. Dat is wat laat. Hatsune Miku heeft de trend namelijk al lang gezet. Alleen niet die van beluisterd worden via de meest populaire streamingdienst ter wereld. De prijs van het ontbreken van eigen werk, en alleen opduiken in nummers van anderen, waar ze dan de vocale gast- of hoofdrol vervult.
Hoe klinkt Hatsune Miku? Als een kruising tussen een tekenfilmpoppetje uit een kinderserie en een robot. Maar gek genoeg daarmee ook: als veel hitparadezangeressen. Een aaneenschakeling van menselijkerwijs onmogelijke stembuigingen, omdat precies die beperking – ménselijkerwijs – is opgeheven. Het is zelfs voor mensen met een hoge irritatiegrens onmogelijk om lange tijd naar veel van die nummers met Miku te luisteren. Alsof je de begintune van de Teletubbies in een loop zet. Het punt waarop fascinatie omslaat in zenuwslopende irritatie komt nog verrassend snel.
Hatsune Miku is in zekere zin eerlijker over haar identiteit dan veel artiesten die in de studio (of op het podium) vocaal geholpen of ronduit gedicteerd worden door elektronische hulpmiddelen. Ze is namelijk onverhuld een personage. Ze heeft geen hart, maar een processor. Geen ziel, maar software. Geen verwekker, maar een maker: Crypton Future Media. Ergens is haar kern wel menselijk: haar stem is gebaseerd op samples van een stemactrice, Saki Fujita. Die sprak zoveel mogelijk klanken in, waarmee in allerlei combinaties alle woorden in het Engels of Japans kunnen worden uitgesproken. Zoals ook een TomTom alle straten kan uitspreken, al is de uitspraak soms hilarisch letterlijk.
Ze oogt zoals ze klinkt. Kinderlijk, naïef, onbeschreven. Ze is niet de verleidelijke robotvrouw in Alex Garlands nieuwe film Ex Machina, in staat mannen te verleiden met haar seksualiteit, te verwarren met haar menselijke trekjes en uiteindelijk angst aan te jagen met haar instrumenteel en daartoe geprogrammeerd berekenend gedrag. Nee, ze is seksueel, menselijk noch angstaanjagend. Ze is niks dan een cartoon, en dan ook nog van de meest inwisselbare soort, net als haar vocalen.
Wat doet een holografische animatie op een prestigieus muziekfestival? In de taal van Miku’s tijdsgewricht: WTF? Simpel: ze belichaamt de uiterste consequentie van een nieuwe tijd. Ze is in zekere zin de technische uitvergroting van het alom gelauwerde Gorillaz-project van Blur-zanger Damon Albarn. Die richtte in 1998 een band op, waarmee hij dance, hiphop, dub en rock combineerde. In alle visuele uitingen (clips, artwork) bestond Gorillaz niet uit Albarn en zijn compagnon Jamie Hewlett, maar uit vier stripachtige figuurtjes. Toen Gorillaz ook live ging optreden, waren aanvankelijk de vier virtuele bandleden als projecties te zien, en de levende muzikanten als silhouetten. Maar de basis van Gorillaz was muziek van vlees en bloed.
Bij de nummers waarin Hatsune Miku doorgaans opduikt zal geen mens met een non-infantiele smaak geroerd zijn door de artistieke kwaliteiten ervan, daarvoor wordt ze te exclusief toegepast in een muzikaal universum waar de meest primaire wetten van effectbejag gelden. Er valt niets te genieten, maar genoeg te bewonderen. En te bevragen. Ze roept onder meer herinneringen op aan het hologram van de vermoorde rapper 2Pac, dat een paar jaar geleden opdook en toen zelfs op wereldtour zou gaan. Ze is voor sommigen wellicht de overtreffende trap: het popicoon dat niet eerst hoeft te leven en te sterven om als hologram voort te leven.
En vooral is zij de sublimatie van de democratisering van muziek. Iedereen mag haar inzetten. Daarom duikt ze op in zoveel nummers, naar het schijnt inmiddels al in meer dan honderdduizend. Daarom zijn die nummers ook allemaal zo slecht: er is geen enkel brevet van welk vermogen dan ook nodig om haar te laten meezingen. Ze is van ons allemaal. Van al haar 2,5 miljoen volgers op Facebook en iedereen daaromheen. Het opvallende is dat je bij een zangeres die zo ultiem kneedbaar is ook een bijna onuitputtelijke variatie aan muziekstijlen waarin ze opduikt zou verwachten: ze kan namelijk alles aan.
Maar het tegenovergestelde blijkt het geval: wie valt voor de stem van Miku en de mogelijkheden om met haar te werken, houdt over het algemeen van muziek die nog het meest lijkt op de manier waarop haters van elektronische muziek over dance praten: als lelijk, hol gerampestamp uit een laptop. Het deel van de 36 nummers op de vorig jaar verschenen compilatie Vocaloid Parade waarop Hatsune Miku opduikt, kenmerkt zich door een zeer minimale onderlinge verscheidenheid. Uitzondering is Lost Melody, een nummer dat klinkt als jarentachtigrock uit een doosje. Het is op dit nummer duidelijk de bedoeling dat Miku hier iets meer ingetogen klinkt, wat meer gedragen zingt, wat meer gelaagdheid in haar vocalen legt. Het is dan ook meteen duidelijk waarom ze niet in meer pop en rock (laat staan bijvoorbeeld soul) verschijnt: er zijn zeer strikte beperkingen aan een stem zonder ziel. Je kunt haar nog zo veel emoties laten bezingen, zelf heeft ze er geen.

Het Holland Festival is natuurlijk een muziekfestival en geen technologiecongres. En de muziek waarvoor Miku wordt ingezet, is doorgaans dus van zowel een inferieur als een eenzijdig kaliber. Interessant wordt het pas als het technisch vernuft samen zou gaan met muzikaal vernuft. Als Miku de ster is van iets dat muzikaal veel groter is dan zij. Dat gaat nu gebeuren, althans de voortekenen daartoe zijn gunstig. Ze wordt de ster van een opera, en in de geest van haar ook een opera met een zo minimaal mogelijke menselijke basis.
Keiichiro Shibuya, de enige mens die op het podium van De Nationale Opera Ballet zal staan, heeft haar een levensvraag gegeven, en daarmee een vorm van leven. ‘Zal ik sterven?’ is de vraag, die haar op reis stuurt in een ‘opera’ (de term zal zelden minder strikt zijn ingezet dan hier) van Shibuya’s doorgaans tamelijk minimalistische muziek. Het is een fascinerende vraag, voor iemand die niet voldoet aan de voorwaarde om te kunnen sterven: leven. Voor iemand die geen ‘iemand’ is. De droevigheid van Shibuya’s kale, verstilde pianonummer for maria zou er mooi bij passen, net als de titel van when attitude become form.
Op YouTube staan enkele fragmenten van een uitvoering van The End, zoals de opera heet. De fragmenten van de ‘never-before realised vocaloid opera’ ogen visueel spectaculair. In technisch opzicht is de vergelijking met de recente show van Kraftwerk onvermijdelijk: ook in 3D, ook in het teken van de relatie tussen mens en techniek. Het ziet er op een laptopscherm al uit als een voorstelling om je in onder te dompelen, dus op een groot podium zal dat zeker het geval zijn. Alleen al het kleurgebruik is onontkoombaar. Shibuya’s arrangementen zijn voller en dramatischer dan gewoonlijk, filmischer nog dan de vele soundtracks die hij heeft gemaakt. Minder ontregelend ook dan bijvoorbeeld zijn tamelijk compromisloze album ATAK000+, waarop hij een hoog, snerpend geluid inzette dat alleen maar als onaangenaam kan zijn bedoeld. Hij heeft voor zijn opera veel repetitieve passages geschreven die de toeschouwer het verhaal in zuigen. ‘Verhaal’, ja, want hij heeft wel serieus werk gemaakt van Miku’s zoektocht naar haar identiteit, haar taal, haar feilen, eindigend in Aria for Death, een nummer dat met Engelse vertaling vragen over het leven blijkt op te werpen die raken aan het eerder genoemde Ex Machina. Een nummer met een daarnaast overigens dermate grote mate van kermisbombast dat het bij velen zeker emoties zal oproepen, maar niet noodzakelijkerwijs de emoties die Shibuya beoogde. En wat blijft zijn de beperkingen van Miku. Op papier overal toe in staat, maar beperkt door de werkelijkheid. ‘Zielloos’ is de meest dodelijke kwalificatie die een zanger(es) kan krijgen, bij haar is het haar wezenskenmerk. Precies daarover gaat de opera, maar de inhoud verlost de bezoekers niet van de verzoeking lange tijd naar haar te moeten luisteren.
In 1998 liet Ivo ten Hove de Limburgse punkband de Heideroosjes en de eveneens Limburgse texmexband Rowwen Heze het Holland Festival openen. Met name die tweede band steeg die avond boven zichzelf uit, maar niet iedereen was gecharmeerd van deze dubbele muzikale buitencategorie op het festival. Martin Bril schreef misprijzend in Het Parool: ‘Twee benedenmaatse bands die in dialect zingen en onnozele hoempapamuziek maken.’
Een grensverleggend festival programmeert geregeld acts die tot discussie leiden. Dit wordt er vast ook zo een.
Keiichiro Shibuya en Hatsune Miku, The End, op 4 en 5 juni in De Nationale Opera Ballet
Beeld: The End, Keiichiro Shibuya en Hatsune Miku (Kenshu Shintsubo)