Vorige week woensdag overleed op 110-jarige leeftijd Lazare Ponticelli, de laatste Franse veteraan uit La Grande Guerre. Terwijl de ooggetuigen vrijwel geheel zijn uitgestorven – misschien schuifelt er in Engeland of Duitsland nog een veteraan rond – lijkt de belangstelling voor de Eerste Wereldoorlog nog steeds toe te nemen. Onlangs verscheen de eerste titel van een uitgeverij die zich zelfs helemaal gaat toeleggen op het publiceren van boeken over The Great War.
De naam van de uitgeverij verwijst naar de titel van een van de bekendste gedichten over de oorlog, Dulce et decorum est van Wilfred Owen, die deze ontleende aan een regel uit het derde boek Oden van Horatius: ‘Het is zoet en eervol om voor het vaderland te sterven.’ Volgens Owen, die zelf precies een week voor het einde van de oorlog sneuvelde, was dit ‘the old lie’, waarmee generaties scholieren waren vergiftigd en die het mede mogelijk had gemaakt dat miljoenen mensen zich opofferden in een zinloze oorlog.
Dit gevoel van zinloosheid wasemt ook van de bladzijden van Compagnie K, de in 1933 verschenen roman van de Amerikaanse veteraan William March. Het zijn 113 korte schetsen waarin mannen uit één compagnie hun ervaringen vertellen. Wat aanvankelijk een tamelijk monotone verzameling egodocumenten lijkt, ontvouwt zich echter als een intrigerend en aangrijpend boek. March heeft dit procédé gebruikt om alle mogelijke invalshoeken en perspectieven te belichten, en om te laten zien dat iedereen de ellende en de gruwelen op andere wijze beleefde.
Zo vertelt hij niet alleen het verhaal van de soldaat die zijn bajonet in de kin van een Duitser steekt, en hem er vervolgens niet meer uit krijgt, maar laat hij ook een soldaat aan het woord die zich steeds wist te drukken en die toch als held meeliep in de overwinningsparade. Dat het geen puur realistische roman is, blijkt uit het feit dat ook soldaten die wegens lafheid of desertie zijn geëxecuteerd hun verhaal doen.
Niet alleen de zinloosheid van de oorlog wordt aan de kaak gesteld, ook de zo vaak bejubelde kameraadschap wordt sterk gerelativeerd. De soldaat die moet optreden als griffier bij de krijgsraad vertelt over de kinnesinne, jaloezie en het achterbaks gekonkel: ‘Oorlog is zo schraal als keuterboersoep en zo kleinzielig als ouwewijvenroddel.’
Overigens is het beeld van de volstrekt zinloze oorlog in belangrijke mate gevormd door de literaire getuigenissen van schrijvers en dichters die hun ervaringen te boek hebben gesteld. Zij behoorden meestal tot de maatschappelijke bovenlaag en zijn niet helemaal representatief. Bovendien is hiermee niet verklaard waarom zo veel mannen zo lang bleven vechten.