Bij het eerste optreden van de dansers draait het vooral om de extravagante kostuums van Ruud van der Peijl. Het zestal is zo bizar uitgedost dat het wel op weg lijkt te zijn naar een exotische carnavalsoptocht. Zo is één danser slechts gekleed in gifgroene zwemvliezen en dito tangaslip. Een collega gaat gehuld in boa, netkousen, pauweveer en gasmasker. En het meest opvallend is de Cinderella die in een zuurstokroze mantel gehesen is die nog meters achter haar aan fladdert. De idiote combinatie van kledingstukken en rekwisieten is onmiskenbaar een flirt met het dadaïsme en surrealisme. Deze zes creaturen staan als kleurrijke zeeanemonen heen en weer te wiegen.
Het aandeel van beeldend kunstenaar Rob Birza bestaat uit een waar coulissenlandschap van dunne geborduurde doeken, die zich bewegen tussen de kitsch van Jordanese gordijntjes en de grandeur van antiek borduursel. Deze kunnen worden weggeschoven, waardoor de ruimte in een handomdraai vergroot of verkleind wordt. En illustratief voor de bonte aankleding van de voorstelling zijn de metershoge paddestoelen die zich aan het eind geheel op eigen kracht opblazen tot sciencefiction-achtige bedenksels.
De muziek werd verzorgd door Peter van Bergen. Deze legde, in tegenstelling tot zijn gebruikelijke strengheid, een ongewone frivoliteit aan de dag. Er klonken zo contrasterende stukken als een razendsnel klavecimbelwerk van Guus Janssen, op de salsa geïnspireerde muziek van Les Baxter en een tapestuk van Dick Raaijmakers. Daartussendoor produceerde Van Bergen live een meedogenloze noise, die echter weer prachtig in balans werd gehouden door momenten van absolute stilte. Uiteraard heeft de muziek een sterk ‘kleurende’ functie bij een open voorstelling als deze. Een prachtige intensiteit kreeg daardoor de cowboyscène die vergezeld ging van arrangementen van mierzoete evergreens.
De enige zwakke schakel in het geheel was de dans. De choreografieën van Karin Post missen zeggingskracht, waardoor ze uiteenvallen in losse gebaren en bewegingen die alle kanten op vliegen. Dat gold het sterkste voor de solostukken. Er waren wel degelijk passages voor duo’s die een merkwaardige buitenaardse sfeer opriepen. Op haar sterkst lijkt Post in een tekenfilmachtig idioom: speelse bewegingen die grappige, mechanische beelden neerzetten.
Het geheim achter het succes van All Cinderellas is dat het nergens over gaat. Weliswaar wordt in de programmatoelichting gerept van idealen die worden nagestreefd maar nooit bereikt en ‘het verlangen te kunnen vliegen en echt iemand zijn’, maar zelfs dat klopt al niet. Wordt Assepoester immers niet gered door haar prins?
Er zitten een paar verwijzingen in de muziek, in de choreografie en in de video ‘Happy Artist No.1’ (van Magnus Wallin) naar helikopters en vliegtuigen, maar dat is nauwelijks serieus te nemen. De afwezigheid van elke diepzinnigheid in All Cinderellas Ready for Take Off?! maakt dat de voorstelling zin heeft.
Zinvolle nonsens
Het was een sterk staaltje muziektheater dat de afgelopen weken in de Westergasfabriek te zien was. In All Cinderellas Ready for Take Off?! houden de verschillende kunstdisciplines elkaar zorgvuldig in evenwicht. Geen overheerst of duwt de ander weg. Zo opende de voorstelling met een charmant animatiefilmpje van Ida Lohman, waarin de ledematen à la Monty Python door het beeld zweven om uiteindelijk terecht te komen bij de eigenlijke eigenaars: de zes dansers die zometeen in levenden lijve het podium zullen betreden. Met dit filmpje is de toon voor de rest van de avond gezet: simpel, naïef en absurd.
www.groene.nl/1997/40