‘OP GEWICHT BLÍJVEN’, antwoordde de jongen in het Jeugdjournaal toen hem werd gevraagd wat hij het moeilijkst vond aan zijn verblijf in het internaat voor kinderen die moeten afslanken. In de eerste weken vliegen de kilo’s eraf, als gevolg van ander eten en meer bewegen, maar zie dan dat Spartaanse leven maar eens vol te houden, zonder die eerste kick van de metamorfose.


Schrijver worden is volgens Renate Dorrestein een kwestie van doorzetten. Schrijver blíjven is het grote struikelblok. Voor je het weet koester je je, bij een succesvol eerste boek, in het literaire Waku Waku-circuit en verschijnt er nooit meer een letter op papier. Al was het maar omdat schrijven zo verschrikkelijk hard werken blíjft, onverschillig of je nu één of tien boeken op je naam hebt staan.


In Het geheim van de schrijver onthult Dorrestein haar opvattingen over schrijven en schrijverschap, en verbindt ze er tips en regels aan voor de aspirant-schrijver. Als ik nu zou opmerken dat menige moedermavoleerling met dit boek behoorlijk uit de voeten kan (zoek in het register onder ‘woorden als hulpmiddel’), speel ik mijn rol van mestkever-recensent over wie zij in dit boek opmerkt: ‘Men zou blij moeten zijn met iedere recensie, ongeacht de inhoud: het zijn gratis advertenties. Maar hij die met inzet van zijn hele hebben en houden één of twee jaar aan een boek heeft gewerkt waarover iedere domme mestkever in een uurtje een vernietigend stuk kan schrijven, is een kwetsbaar mens. Geen beginner is voorbereid op de mate van die kwetsbaarheid, en zelfs na vele boeken staat men er soms nog paf van. Twintig gunstige besprekingen kunnen niet op tegen die ene slechte, en de goede deugen eigenlijk nooit. Daarin word je meestal om de foute redenen geprezen, net zoals je in de slechte met behulp van de verkeerde argumenten wordt gelaakt. Het is kortom schurkenwerk.’



DOMME mestkever. Schurkenwerk. Iets gewelddadiger gedachten komen soms in mij op, bijvoorbeeld als een collega-recensent liefdeloos, maar kennelijk met de beste bedoelingen, een boek om zeep helpt zoals onlangs gebeurde in de NRC met de roman Onderhuids van Michel Faber, door mij vorige week op deze plek besproken. Is ‘het verhaaltje’ van een boek navertellen sowieso al het lulligste wat een recensent kan doen, in het geval van Onderhuids dat zwaar leunt op suspense en verrassing, staat het gelijk aan een moordaanslag. Ook het recenseren van romans schijn je te kunnen leren, al blijft het volgens de folder van de Hogeschool van Utrecht ‘een vak apart’.


Schrijven valt volgens Dorrestein te leren tot op zekere hoogte (zoek onder ‘talent’); om historische redenen zijn wij er, zo legt ze uit, nooit aan gewend geraakt om op die praktische manier over schrijven na te denken. Maar waarom zou je als schrijver telkens opnieuw het wiel moeten uitvinden, terwijl er al lang zoiets bestaat als ‘adequaat gereedschap’ (zoek onder ‘indirecte rede in dialogen’)?


Wie enigszins bekend is met de romans van Renate Dorrestein, kan zich een voorstelling maken van de inhoud van haar gereedschapskist. Een set mokers om de boodschap erin te rammen en een grote klos vrolijk gekleurd garen om erom heen te binden. In haar literair universum heeft alles met alles te maken en komen de metaforen bij voorkeur uit het teiltje in de gootsteen waarin zich altijd nog wel een lauwwarm sopje bevindt.


‘Niemand wist wat er precies was gebeurd, maar op een dag bleek iedereen zich tegen Johan Simons te hebben gekeerd.’ De zin staat in mijn geheugen gegrift, omdat mijn leraar Nederlands van de middelbare school deze voorlas als zijnde de beste zin waarmee één van ons haar opstel was begonnen. Zo’n zin kondigt een drama aan, bergt in feite het drama al in zich, legde onze leraar uit. Van deze school is ook Renate Dorrestein (zoek onder ‘mus’).


Verontwaardiging is volgens Dorrestein een goede motor bij het schrijven. Ze citeert in dit verband de Amerikaanse detectiveschrijver John Grisham die bij de uitreiking van de Publieksprijs waarvoor zij beiden waren genomineerd een paar jaar geleden, zei dat je werk erbij gebaat is als je verontwaardigd bent.


Het was gelukkig geen verontwaardiging over recensies (al schrijft Dorrestein dat zij zich zozeer door recensenten heeft laten opfokken met hun eeuwig gejeremieer over de namen die zij placht te kiezen voor haar personages, dat ze via nóg ingewikkeldere namen afdaalde naar de Hollandse boerenvarianten), maar verontwaardiging grenzend aan woede over de sociale constructie die ‘het gezin’ heet, die haar bijna fluitend haar meest recente roman Een hart van steen (1998) deed schrijven. Geïnspireerd door het fenomeen gezinsmoorden dat in 1997 plotseling om zich heen leek te grijpen, diende de eerste zin van een verhaal daarover zich op een middag aan. In Dorresteins hoopgevende, en aannemelijk gemaakte visie, liggen verhalen er nu eenmaal op te wachten om verteld te worden. De schrijver, het medium, moet er rijp voor zijn om ze in woorden te gieten. Maar juist bij woede, onmiskenbaar dé dominante onderstroom in het werk van Dorrestein, moet het hoofd koel worden gehouden. De wapens moeten met droge ogen worden uitgekozen, zo schrijft ze, hetgeen in het geval van Een hart van steen leidde tot het inbrengen van een appelboor in de vagina van een baby.



HET GEHEIM VAN de schrijver is boven alles een échte Dorrestein (zoek onder ‘stijl als cosmetisch instrument’), en meer een literaire autobiografie dan een handboek voor beginners. Ze geeft uitleg over het soort romans dat zij zelf schrijft en doet dit op haar vertrouwde heldere, kraakheldere manier. Haar romans drijven op conflict en drama, gaan van actie naar reactie en beogen daarmee meeslepend te zijn. Dat ik zelf die meeslependheid nooit zo ervaar is een kwestie van smaak, dat geheimzinnige fenomeen dat even ongrijpbaar en bepalend is als schrijftalent.


Ik neem kennis van de eloquentie waarmee Dorrestein de zin van schrijven, lezen, literatuur onder woorden brengt, en denk: nee. Ik lees één zin van Joseph Brodsky over ‘de incoherentie van hevigheid’ en denk: ja. ‘Want hoe mooi het ook mag zijn, een welomschreven denkbeeld betekent altijd een verschrompeling van betekenis, het wegknippen van losse draadjes. Terwijl de losse draadjes in de wereld der verschijnselen van het hoogste belang zijn, want ze verstrengelen zich.’


Dorrestein daarentegen kan geen ongerechtigheden zien en haalt haar dweiltje telkens weer door datzelfde sopje. En dus zijn bij haar de vier compositorische middelen die de schrijver ter beschikking staan (zoek onder ‘vertelvolgorde’) ‘stuk voor stuk zware jongens, dit kwartet dat achter de schermen aan de touwtjes trekt’. In dezelfde alinea: ‘Ik onderscheid ze hier slechts om er geen onontwarbare spaghetti van te maken, maar het spreekt vanzelf dat men al schrijvende alle slierten om de vork draait.’ Eén zin verderop: ‘De vier compositorische middelen zijn een samenklittend stelletje waarbij Zwaan-Kleef-Aan verbleekt.’ Volgende zin: ‘Als een van hen niet helemaal deugt, wordt de rest meestal méé de bagger in gezogen.’ In zo’n composthoop is het wel erg lekker snuffelen voor deze mestkever.



Renate Dorrestein, Het geheim van de schrijver. Uitg. Contact, 247 blz., ƒ 32,90