OOK AAN EEN SLECHTE zomer komt een einde en dus zijn ze er weer: de opiniepeilingen die de politieke voorkeuren van de Nederlandse kiezer meten. Volgens Maurice de Hond zou regeringspartij PVDA, die in werkelijkheid 33 Kamerleden heeft, virtueel nog slechts goed zijn voor vijftien daarvan, een dramatisch dieptepunt. Rita Verdonk, die nu alleen in de Kamerbankjes zit, staat met haar Trots op Nederland (TON) bij De Hond daarentegen op achttien zetels. Ook het CDA, VVD en SP zouden volgens de opiniepeiler verlies lijden als er nu verkiezingen zouden worden gehouden, de PVV van Geert Wilders zou echter vijf zetels winnen.
Het zijn slechts peilingen, hoor je politici wel eens beweren. Maar die opmerking is niet letterlijk bedoeld, eerder bezwerend. Je hoort ze dan ook zelden uit de mond van politici wier partij aan zetelwinst lijkt te lijden.
Door de schommelingen in de opiniepeilingen, én de concrete verkiezingsresultaten van de laatste jaren, is onder politici, journalisten én politicologen de uitdrukking dat de kiezers op drift zijn geraakt een veel gehoorde. Volgens de Leidse politicoloog Joop van Holsteyn (zie het artikel hiervoor) is het onjuist de kiezers te vergelijken met los stuifzand of speelballen in een flipperkast; hij vindt dat geen recht doen aan de Nederlandse kiezer, omdat deze volgens hem niet alle kanten opstuift of flippert: rechts drijft op en neer binnen het rechtse speelveld, links binnen het linkse.

Maar ook een klein beetje op drift raken kan grote gevolgen hebben, zoals menig zeiler of surfer zal beamen. Een potentiële PVDA-stemmer mag dan niet zo snel zijn voorkeur verleggen richting de PVV van Wilders, als hij zijn stem uitbrengt op de SP is dat voor het eindresultaat van de PVDA al ver genoeg. De VVD op haar beurt mag dan geen last hebben van de SP, maar dat de traditionele liberale partij dreigt te worden leeggegeten door twee van haar weggelopen kinderen heeft voor die partij grote gevolgen.

De oorzaak van dit op drift raken van de kiezer proberen politicologen te vangen met woorden als ontzuiling, individualisering, onvrede en ontideologisering. Het zijn echter niet alleen de kiezers die als kinderen van hun tijd minder honkvast werden. Ook de politieke partijen zelf begonnen te drijven, omdat ze willen reageren op de maatschappelijke veranderingen en zoeken naar een manier om voor de wegdrijvende achterban toch interessant te blijven dan wel een veranderend kiezerspubliek binnen boord te halen of te houden.
In 2003 publiceerde wijlen Bart Tromp hierover een artikel in het jaarboek van de Wiardi Beckman Stichting, dat in de loop van de afgelopen jaren alleen maar interessanter is geworden. De politicoloog Tromp schreef het kort na de twee dicht op elkaar volgende verkiezingen van 2002 en 2003, waarin de PVDA eerst flink verloor en vervolgens fors won en de LPF van wijlen Pim Fortuyn precies het omgekeerde deed. Alsof beide partijen slechts speelballen in een flipperkast waren.
Tromp hekelde in het artikel zijn eigen PVDA, die zich volgens hem vanaf de jaren negentig had ontwikkeld tot een campagnepartij. In de definitie van Tromp is dat een partij die uit is op het halen van zoveel mogelijk stemmen en niet op het vertegenwoordigen van belangen van groepen mensen in de samenleving en het uitwerken van een politiek programma.
‘De ideale campagnepartij heeft dan ook geen leden’, schrijft Tromp. Om daaraan toe te voegen dat beginselen ‘evenzeer een belemmerende factor zijn’. Beide zijn immers maar lastig als je enige doel is het behalen van zoveel mogelijk stemmen. Andere kenmerken van een campagnepartij zijn dat de persoon van de leider van de partij belangrijker is dan het programma en dat ze voor haar financiering afhankelijk is van de staat of van particuliere geldschieters, ze heeft immers geen contributie betalende leden.
Tromp richtte zijn kritiek destijds weliswaar op de PVDA, maar wat hij beschreef, had hij al gezien bij de LPF en is nu de manier van opereren van Wilders en Verdonk. Die twee waren in 2003, toen hij het artikel schreef, nog gewoon lid van de VVD.
Tromp geloofde er niet in dat er door de individualisering geen collectieve belangen meer zouden zijn. Zoals hij er evenmin in geloofde dat het einde der ideologieën zou zijn aangebroken. Wat hij waarnam, was juist de dominantie van het neoliberalisme.

Volgens Tromp is de campagnepartij niet de oplossing voor de crisis in de politieke partijen die is ontstaan door het op drift raken van de individualistische, ideologieloze kiezer. Integendeel: ‘De remedie versterkt de werking van de kwaal.’ Want, om Tromp kort samen te vatten, waarom zou een kiezer zich gebonden weten aan een partij waarvan hij toch geen lid kan worden? Waarom zou hij denken vanuit een groep als de politiek dat ook niet doet? Waarom zou hij trouw blijven aan een partijleider die het interessanter vindt om professionele marketingmensen te raadplegen voor de inhoud van zijn politieke programma dan gewone burgers? Waarom zou die kiezer een partij vertrouwen als niet duidelijk is welk standpunt met welk geld is gekocht?
Wie geen betrokkenheid vraagt, krijgt berekenende kiezers. Wie als partij geen ankers in de maatschappij meent nodig te hebben, creëert zelf de losgeslagen kiezer. Dat is wat Tromp in feite zei.

De SP, als relatieve nieuwkomer op het Haagse toneel, lijkt het bewijs van Tromps opvatting dat er nog wel degelijk collectieve belangen zijn en dat het einde van de ideologieën niet is gekomen. De SP heeft veel leden en voert acties met en voor die leden. De SP ageert tegen de verheerlijking van de ideologie van de vrije markt en daarmee tegen het devalueren van de kiezer tot consument. Het heeft de partij tot nu toe voordeel gebracht: ze is sinds november 2006 met 25 Kamerzetels de grootste oppositiepartij. Die groei kwam niet ineens, zoals bij de LPF destijds, daar is gestaag aan gewerkt, van onderop.
De, weliswaar vooralsnog virtuele, opkomst van Trots op Nederland van Verdonk is daarnaast het bewijs van Tromps stelling dat de remedie de kwaal versterkt. De trend richting campagnepartijen heeft de crisis voor de traditionele partijen verergerd, in dit geval met name voor de VVD, die TON als het ware heeft gebaard, en in mindere mate ook voor het CDA. Het kan een troost zijn voor die twee dat het volgens Tromp inherent is aan de campagnepartij dat kiezers ook net zo gemakkelijk weer weglopen als ze zijn binnengelopen. Belofte niet nagekomen? Gaan we toch weer naar een ander!

Bij de analyse van de oorzaken van het op drift raken van de kiezer valt, steeds vaker, het woord onvrede. De aanhangers van het model van de campagnepartij zeggen dat de traditionele partijen, lees partijen met leden en beginselen, niet weten wat er leeft en dat daarom de kiezers ontevreden zijn en niet meer honkvast.
Volgens de analyse van Tromp versterken campagnepartijen echter ook die trend. Vóór de verkiezingen ‘luisteren’ ze weliswaar naar de kiezer om zoveel mogelijk stemmen te halen, maar daarna trekken ze zich niet veel van hun beloftes aan of moeten ze tot de conclusie komen dat ze die niet na kunnen komen, omdat de realiteit van alledag weerbarstig is. De campagnepartij als reactie op kiezersonvrede creëert op die manier juist weer onvrede.
Bij het begin van het nieuwe politieke seizoen lijkt het erop dat de traditionele partijen zich daar bewust van zijn. Ineens heeft menig Kamerlid en politicoloog het erover dat de politiek geen beloftes moet doen die ze niet waar kan maken. Het is alsof ze Tromps analyse onderschrijven.