STEL, EEN MARSMANNETJE landt op aarde en onderzoekt de geschiedenis van de afgelopen drie, vier decennia. Aangeland bij de buitenlandse bemoeienis met Afghanistan krabt hij zich achter de groene flaporen over zoveel ondermaanse naïviteit. Met zijn buitenaardse brein, niet door ideologie besmet en ongevoelig voor morele nuances, zou hij nuchter vaststellen dat voor de tweede keer in iets meer dan dertig jaar een moderne wereldmacht met zijn bondgenoten op een nederlaag afstevent tegen primitief uitgeruste Afghaanse strijders. Eerst de Russen met hun sovjetsatellieten, nu de Amerikanen met in hun kielzog een door hen gedomineerde coalitie gevormd door de Navo en bijna twintig andere bondgenoten.
Het marsmannetje zou zien hoe de nederlaag zich voltrekt langs dezelfde lijnen. De wereldmacht dringt Afghanistan binnen en tracht de samenleving naar zijn hand te zetten. Hij heeft een mengeling van machtsaspiraties en goede bedoelingen: communisme slash democratie als recept voor het zieke, maar o zo strategisch gelegen Afghanistan. De wereldmacht maakt echter veel fouten en jaagt een groot deel van de bevolking tegen zich in het harnas. Het komt niet bij hem op dat veel Afghanen hem zien als een brute bezetter - hij heeft immers het beste met hen voor! Vervolgens onderschat de wereldmacht het verzet dat zijn formidabele kracht haalt uit een magisch Afghaans mengsel van taai tribalisme, strijdbare islam en etnisch nationalisme. Hij pompt het land vol met troepen, maar verliest desondanks de grip op het platteland - in tegenstelling tot vrijwel overal elders ligt in Afghanistan juist dáár de macht. Tot overmaat van ramp lukt het de wereldmacht niet om Pakistan te temmen, waar de rebellen hun opperbevel, hun communicatiecentra en hun trainingskampen hebben. Hij krijgt steeds meer moeite om voorraden en verse troepen aan te voeren langs de kwetsbare bergwegen.
De kosten rijzen de pan uit, zowel in geld als in mensenlevens, dus besluit de wereldmacht er een eind aan te breien. De Russen deden dat door het Afghaanse communistische regime van dr. Mohammed Najibullah te steunen en zijn leger en politie te trainen en te bewapenen. Kameraden, het is tijd dat jullie weer op eigen benen staan, zeiden de Russen, en ze trokken zich terug over de Brug van de Vriendschap, die in het noorden hun rijk met Afghanistan verbond. Ondanks de Russische miljardensteun was het iets meer dan drie jaar later gedaan met Najibullahs regering.
Waarschijnlijk zou het marsmannetje hebben moeten grinniken toen hij zag dat de Amerikanen en hun bondgenoten destijds stonden te juichen bij de Russische terugtrekking. De Russische verklaring dat hun schone taak volbracht was, dat ze Afghanistan naar volwassenheid hadden begeleid, wuifden ze weg. Dit was een schromelijke nederlaag! En kijk nu eens, zou het marsmannetje denken. Wat doen de Amerikanen? Ze houden president Hamid Karzai in het zadel die de democratische verkiezingen heeft vervalst, en trainen zijn leger en politie. Ze spreken van het overdragen van verantwoordelijkheden, van een ‘exit-strategie’. Maar van een nederlaag willen ze niets weten. Eind dit jaar zitten ze net zo lang in Afghanistan als de Russen. De Amerikanen hebben er nu zelfs meer troepen dan zij. Maar ook zij krijgen de opstandelingen er niet onder. Verbaasd zou het marsmannetje vaststellen dat de Taliban-rebellen zich niet alleen tooien met dezelfde nom de guerre (moedjahedien) als de rebellen van toen, maar dat ze ook dezelfde tactieken gebruiken. Die zijn onder meer te vinden in een handboek dat nog steeds in Kaboel te koop is, gewoon, in het Engels. Het heet Afghan Guerrilla Warfare: In the Words of the Mudjahideen Fighters.
Zonde van de aandacht, deze aardse wezens, zou onze extraterrestriale bezoeker geconcludeerd hebben.

DONDERDAG werd in de Tweede Kamer het debat gevoerd dat eindigde met een krappe meerderheid ter ondersteuning van het regeringsbesluit om een gecombineerde politietrainingsmissie naar Noord-Afghanistan te sturen. Een debat waarbij uit niets bleek hoe beroerd de zaken ervoor staan. Wat telde was het internationale aanzien van Nederland. Omdat de PVDA eerder had geweigerd tegen de afspraak in de militaire operatie in Uruzgan voor een derde keer te verlengen, was Nederland de risee van de Navo geworden. Ook al is het verband nooit onomstotelijk gelegd, aangenomen wordt dat de Amerikanen Nederland uit nijd zijn aanschuifplek bij de G20 ontnamen. Nu had Nederland, dat voor zijn welvaart afhankelijk is van bondgenootschappen in een stabiele wereld, de kans enig aanzien terug te veroveren.
Voor de minderheidsregering waren met name de tien zetels van GroenLinks van belang om de gewenste Kamermeerderheid te verkrijgen. Het lukte. GroenLinks stemde in nadat vrijwel alle eisen van fractievoorzitter Jolande Sap waren ingewilligd. Zij wilde de garantie dat een politiemissie op papier niet een paramilitaire missie in de praktijk zou zijn en ‘dat het echt om een civiele opbouwmissie gaat’. Het ging haar partij om een idealistische internationale politiek en ‘een duurzame verbetering van het lot van de Afghanen’. De regering heeft toegezegd dat de opleidingsduur van de agenten wordt verlengd van zes naar achttien weken. Ook probeert Nederland van de Afghaanse regering de garantie te krijgen dat door Nederland opgeleide agenten niet worden ingezet voor offensieve taken. Of zo'n afspraak houdbaar is in de verslechterende veiligheidssituatie van Noord-Afghanistan, en of achttien weken genoeg zijn om van een analfabete tribale strijder een menslievende agent te maken, weet niemand.Vast staat in elk geval dat ook deze missie, na de operatie in Uruzgan, gaat zorgen voor politieke onrust. Al was het maar omdat het parlement het overzicht kwijt is. Terwijl Den Haag debatteert over de opleidingsduur van een agent, zijn onze bondgenoten een oorlog aan het verliezen.
Jolande Sap voerde meteen in de eerste zin van haar betoog de rechten van Afghaanse meisjes en vrouwen ten tonele. Die kwamen ook steeds om de hoek kijken bij Nederlandse politici die wilden uitleggen waarom ze destijds in tegenstelling tot GroenLinks de missie naar Uruzgan steunden. ‘Het is niet moeilijk om cynisch te zijn over de kansen van Afghanistan om ooit nog een welvarend, democratisch land te worden met veiligheid voor alle vrouwen, kansen voor alle meisjes en rechten voor alle minderheden’, zei Sap. GroenLinks verzet zich tegen dat cynisme, zei ze wel drie keer.
Ze doelde op het in haar ogen makkelijke ‘nee’ van de PVV, SP, Partij voor de Dieren en vooral de PVDA. ‘Als je naar de geschiedenis van missies kijkt’, zei ze, ‘is het inderdaad makkelijk de conclusie te trekken dat je nooit meer je handen wilt branden aan interventies. Mijn fractie wil kunnen staan voor mensen in oorlogs- en conflictgebieden en wil het verschil kunnen maken, juist op die plekken waar wel perspectief is op wederopbouw, op veiligheid.’
Een missie die méér is dan een operatie om agenten paramilitair te trainen; een missie die het goede moet brengen voor de mensen. Het klinkt mooi, net als toen Nederland naar Uruzgan ging. Toen werd lang gedebatteerd over hulp aan de bevolking, een opbouwgedachte die werd gesmoord in zware gevechten en gekonkel van krijgsheren.

BOVENDIEN hebben de Amerikanen iets heel anders voor ogen, zo blijkt uit De oorlogen van Obama, het onlangs vertaalde boek van de Amerikaanse meester-journalist Bob Woodward, bekend van Watergate. Het is het vijfde boek waarin hij de besluitvorming rond Amerika’s oorlogen in Irak en Afghanistan blootlegt. Dat doet hij door met alle hoofdrolspelers te praten, inclusief de president. Over George W. Bush en de oorlogen in Afghanistan en vooral Irak schreef hij vier boeken die in pijnlijkheid steil oplopen. Ook Barack Obama en zijn staf verleenden medewerking aan Woodward. In De oorlogen van Obama schetst hij het beeld van een president die beseft dat Afghanistan een nieuw Vietnam kan worden als hij niet hard ingrijpt. Hij neemt het Pentagon het heft uit handen en stelt na ettelijke, slopende vergaderingen met zijn nationale veiligheidsteam eigenhandig zes pagina’s met bevelen op. Hij is immers de opperbevelhebber, en in Vietnam ging het mis omdat de president de generaals niet in de hand had.
Woodwards eerste achter-de-schermen-boek, Bush in oorlog, verscheen in 2002 en behandelt het verdrijven van de Taliban. De drie volgende boeken gaan over de aanloop, het verloop en de ontaarding van de Irakoorlog. Afghanistan komt slechts zijdelings aan de orde als een wat moeizaam verlopen oorlog-op-afstand, die eindigt in een succes: Taliban exit, enter democratie. Pas in De oorlogen van Obama, acht jaar later, is Afghanistan terug. Nu in marsmannetjesperspectief: als een vrijwel verloren strijd. Admiraal Michael Mullen, de hoogste militair van de VS, vertelt Obama dat de oorlog in Afghanistan vanaf het begin te weinig middelen heeft gekregen en er nooit enige vorm van strategie was. Generaal Stanley McChrystal, de inmiddels ontslagen hoogste bevelhebber in Afghanistan, voorspelt september 2009 dat de Navo het binnen een jaar van de Taliban verliest als er niets gebeurt. Hij wil veertigduizend extra troepen boven op de 68.000 Amerikanen en 32.000 Navo-troepen die er al zijn. Uiteindelijk geeft Obama hem er dertigduizend, maar niet dan nadat hij een nieuwe strategie van ‘opleiding en transitie’ heeft uitgestippeld.
De nieuwe strategie wordt gedicteerd door factoren die geen enkele rol spelen in het Nederlandse Afghanistan-debat. Ook Obama heeft een 3D-benadering. Niet de drie d’s waar Nederland zo trots op is: diplomatie, defensie en development, maar disrupt, dismantle en defeat. Een keihard beleid, gericht op al-Qaeda. Dat is Obama’s hoofddoel, want dat is het Amerikaanse belang: voorkomen dat al-Qaeda weer kan toeslaan. De Taliban hebben geen prioriteit, stelt Obama vast. Het is voldoende als zij worden ‘teruggedrongen’. Ze mogen ook best weer deelnemen aan het bestuur van Afghanistan, als ze het terrorisme maar buiten houden. Niet Afghanistan is belangrijk, maar Pakistan. Want daar heeft al-Qaeda een nieuw toevluchtsoord gevonden. Investeren in Afganistan dient slechts om te voorkomen dat het Pakistan meesleurt in de chaos, met als risico dat Pakistaanse kernwapens in terroristische handen vallen.
‘Dit plan dient te draaien om hoe we straks de macht overdragen en Afghanistan weer verlaten. Alles wat we doen dient gericht te zijn op het punt waarop we onze aanwezigheid kunnen terugbrengen. Dat dient onze veiligheid’, zegt Obama. Opleiding en overdracht zijn nu de sleutelwoorden, Obama verbiedt zijn medewerkers het gebruik van de term counterinsurgency (verzetsbestrijding), waarbij grote hoeveelheden troepen voor langere tijd helpen bij het stabiliseren van een land, het opbouwen van goed bestuur, en het opleiden van échte politieagenten. ‘Ik wil niet dat het tien jaar duurt’, zegt Obama. ‘Zo lang wil ik niet aan de opbouw van een land besteden. Ik ga geen biljoen uitgeven.’ Woodwards gesprekspartners spreken veel over de trainingen aan de Afghanen. De politie wordt door hen nauwelijks apart gezien van het leger. Tezamen vormen ze ‘veiligheidstroepen’ die de Taliban moeten tegenhouden.
‘De oorlog kreeg een steeds Amerikaanser karakter’, schrijft Woodward. ‘De Navo was een vijgenblad geworden dat de indruk moest wekken dat het om een internationale actie ging.’ De Nederlandse generaal-majoor Mart de Kruif vertelde hem dat het wel leek of de Amerikanen het vertrek van de Nederlanders uit Uruzgan verwelkomden. Klopt, stelt Woodward. De Amerikanen willen graag hun militaire gang kunnen gaan zonder rekening te hoeven houden met wederopbouwplannetjes. Laat de bondgenoten maar helpen bij de opleiding van veiligheidstroepen, redeneren ze. Ze zullen de Nederlanders met hun eigenzinnige aanpak, die ‘Dutch approach’, zien aankomen. Uit Obama’s mond geen retoriek over politieagenten die ‘het verschil maken voor mensen in oorlogs- en conflictgebieden’. De president is bezig met het veiligstellen van Amerikaanse belangen.
Of het zal lukken? Een van de best ingevoerde geïnterviewden betwijfelt het. Volgens kolonel b.d. Derek Harvey, directeur van de Afghaans-Pakistaanse inlichtingenafdeling van Central Command, leidt Obama’s aanpak op z'n best tot tijdelijke stabiliteit, ‘een soort schijnsucces dat ons de gelegenheid zal geven ons terug te trekken en de zaak drie, vier jaar stabiel te houden. Daarna stort alles in en keert de situatie terug van voor 11 september 2001.’
Dat is zoals het eerder de Russen verging.

IN HET het cruciale Kamerdebat van donderdag gaf niemand een analyse van hoe het ging met de oorlog. Sterker nog, bij degenen die de missie steunden kwam de term ‘oorlog’ niet over de lippen als het ging om de situatie waarin de politietrainers zouden belanden. Alleen de tegenstanders van de missie durfden de stelling aan dat het oorlog was in Afghanistan. Toen SP-fracteleider Roemer premier Rutte vroeg of hij net als bondskanselier Merkel meende dat het oorlog was in Noord-Afghanistan antwoordde Rutte dat hij liever zijn eigen woorden koos. Of neem de PVDA. Ten tijde van Uruzgan was het die partij die in ruil voor papieren garanties de missie aan een meerderheid hielp. Het woord oorlog meed ze toen angstvallig. Nu gebruikte fractievoorzitter Cohen het woord bijna in elke zin. Hetzelfde geldt voor GroenLinks, maar dan omgekeerd: in Uruzgan-debatten was het oorlog voor, oorlog na. Nu benadrukte Sap keer op keer het civiele karakter van de missie.
Hoe noemen die stervelingen dat ook weer? Het marsmannetje zocht in zijn database met aardse woorden: ‘Ah, hier heb ik het: gênant.’

Bob Woodward, De oorlogen van Obama, 430 blz., € 19,95; Bush in oorlog, 336 blz., € 19,50 (beide van uitgeverij Balans)