‘Hoe is het toch met…?’ vraagt de EO zich af en bezoekt Corry van Gorp, Ulrich van Gobbel en andere Voorheen Bekenden. Je moet ver heen en decadent zijn om een zo deerniswekkend idee te bedenken en uit te voeren. De Ikon stelt zich een vergelijkbare vraag, maar dan over Onbekende Kinderen uit ‘oorlogslanden, veiligheidsraadvergaderingslanden, ontbladeringslanden’ zoals dat heet in Annie Schmidts Vluchten kan niet meer. Oftewel: hoe zou het toch gaan met de kinderen van Haïti, Rwanda, de favela’s van Rio en andere pijnplekken?
Antwoord wordt gegeven in Brief van mijn kind, zesdelige reeks waarin steeds één kind geportretteerd wordt dat in barre omstandigheden moet overleven en in dat lot geen uitzondering is. Ana Raquel (14) leefde jaren op straat, zoals ontelbare Braziliaanse kinderen; Darline (8) is door de aardbeving in Port-au-Prince wees geworden, zoals tallozen; Shakya (13) wil eindelijk weten wie zijn vader is maar moeder durft niet te vertellen dat hij, net als naar schatting 25.000 andere kinderen in Rwanda, het resultaat is van verkrachting tijdens de genocide in 1994. Het is de Ikon ten voeten uit (zolang het nog duurt): stem geven aan stemlozen, oog hebben voor onaanzienlijken. Hier door middel van een kinderbrief aan een ouder.
De twee films die ik zag (Brazilië, Haïti) zijn liefdevol, vakkundig en, paradoxaal, fraai gemaakt. Ze bieden vage sporen van ‘hoop en liefde’: een oudere lotgenote van Ana studeert nu rechten; zelf zou Ana niet eens meer terug willen naar haar (liefdeloze) moeder, gehecht als ze is aan de verzorgers van het tehuis waar ze nu woont (zegt ze); en de hulpverleenster die kinderen van prostitutie, drugs en misdaad probeert te redden was ooit zelf straatkind. De vrouw die met Darline naar poppenkleertjes zoekt in de ruïne van haar vaderlijk huis biedt tenminste iets van moederlijkheid. Maar schraal is het en merkbaar getraumatiseerd is Darline.
Met andere Haïtiaanse kinderen die we zien en die twee tot vier dagen geleden hun laatste hap eten kregen van een tante of kennis, zal het niet beter zijn. Dat maakt het zwaar om naar te kijken. Wat een gotspe is: doorvoede recensent klaagt over zijn kijkmenu met hongerende kinderen zoals de steaketer die protesteert tegen beelden van het abattoir. Maar ik betrapte me erop dat ik de valse troost en vluchtweg van een gironummer miste.
Van de site van het programma begrijp ik dat het educatieve doelen gaat dienen. Van die lesbrieven zal veel gevraagd worden om er nog iets van hoop en maakbaarheid uit te peuren. In het geval van Darline is zelfs een kunstgreep nodig: die heeft geen ouders om naar te schrijven als ze daartoe al technisch en psychisch in staat zou zijn. Daarvoor in de plaats komt een fictieve brief ‘aan mijn kind’ van een soort Mama Haïti over de verrijzenis van het land. Optimisme mag morele plicht zijn, geloofwaardig is het niet.
Het andere uiterste qua sfeer en toon is te vinden in VPRO’s Metropolis dat ook verslag doet uit alle hoeken van de wereld, maar dan vrolijk, over alle denkbare thema’s, middels plaatselijke correspondenten. Net weer gestart met een aflevering over hygiëne, van tanden poetsen tot piesen en poepen. Waarin onder meer een landgenote van Ana Raquel die op en van een vuilnisbelt leeft en zich vier keer per dag uitgebreid wast. Ze doet het vrolijk voor, zelfbewust en waardig. Met bar weinig water, want dat is kostbaar. Nee, ik bedoel niet dat de Ikon ook de blije kant op moet. Er wordt geleden en iemand moet dat vertellen.

Brief van mijn kind, Ikon, maandags, Nederland 2, 21.25 uur. Metropolis, VPRO, donderdags, Nederland 3, 21.00 uur