De zomer is in het land.

Tijd voor poëzie, sprookjes en observaties.

  1. Gedicht

KIJK UIT

Gevaar: een lichaam

dat ik nog niet begrijp.

Er zit al dood in.

Je ziet de ongemakken.

Het is een lichaam

dat redeneert

waar haar schoonheid is.

Doe nou je ogen maar dicht

zodat ik

mijn

lichaam kan tonen

dat stottert en hijgt en piept

en ik uit woorden laat bestaan

die al in onbruik zijn geraakt.

Oude liefde,

waar de dood met genoegen naar kijkt.

  1. Sprookje

Er was eens een prinsesje dat nooit buiten wilde spelen.

«Waarom niet?» vroeg haar moeder.

«Geen zin», zei het prinsesje.

Toch baarde het iedereen zorgen. En op een dag ontbood haar vader, de koning, een tovenaar aan het hof. De koning zei: «Grote tovenaar. Zorg toch dat de prinses eens buiten speelt. Het is daar zo leuk. Ik herinner me dat ik als kind altijd buiten speelde. Ik voetbalde, deed verstoppertje, tikkertje…»

«Ik aanvaard uw aanbod, Sire», zei de tovenaar.

De tovenaar ging naar de prinses en keek.

«Moet u mij niks vragen?» vroeg de prinses.

De tovenaar schudde zijn hoofd, en keek weer, en keek beter en keek het best.

Het prinsesje werd er onrustig van. Ze zei: «Eenzaam ben ik, hè? Ik speel nooit buiten.»

De tovenaar liet niets blijken, maar keek en keek.

Na een dag ging hij naar de koning en zei: «Uw dochter is genezen, Sire.»

«Genezen? Hoe dan?»

«Uw dochter, Sire, is genezen omdat zij nooit ziek is geweest.»

«Hoe bedoelt u?»

En de tovenaar vertelde: «’s Nachts, als het donker is, gaat uw lieve prinsesje op stap. Dan stapt ze op haar paard, en gaat naar de grote danszaal. Daar danst zij en kust zij de mannen. Daar zwiert zij en roddelt met de vrouwen. Daar drinkt zij en vrijt met de paardenjongens.»

De koning was geschokt.

«Klopt dit, prinsesje van me?» vroeg de koning.

De prinses knikte.

«Dus mijn taak zit erop», zei de tovenaar, «ik heb mijn plicht gedaan. Uw dochter speelt buiten… En hoe.»

Hij incasseerde het geld, verliet het kasteel en zei toen hij op zijn paard ging zitten: «Ik ga nu naar de danszaal. Misschien komt ze…»

Nuttige wenken

De Latijnse dichter Ovidius (43 v. Chr.) heeft twee boeken geschreven waar ieder mens iets aan heeft: de Arte amatoria, oftewel de Minnenkunst, maar ook de Remedia amoris, de Remedies tegen de liefde. Beide boeken lezen als modern proza, maar dan uit 2 na Christus. Enkele adviezen van Ovidius, uit het hoofdstuk Dertien praktische wenken om vrouwen te veroveren. Ik geef ze door, en loof een prijs uit voor eenieder die mij nieuwe regels kan geven.

* Ieder meisje kan veroverd worden.

* Schrijf brieven vol vleierijen en beloften.

* Blijf zoveel mogelijk in haar nabijheid.

* Hou de juiste maat tussen Wein, Weib und Gesang.

* Wees niet karig met beloften.

* Tranen, kussen en zacht geweld.

En uit de Remedies tegen de liefde:

* Zoek een bezigheid, wordt advocaat, politicus of militair.

* Verdwijn uit de buurt van je liefje.

* Wed op twee paarden… om er één te verliezen.

* Flegma is een beproefde remedie.

* Van eenzaamheid kan niet veel goeds komen.

* Geen theaterbezoek of lectuur.