Zomer in Schwarzbach. Afgelopen weekend vroeg bezoek waar die Schwarzbach eigenlijk was. Dat was een goeie vraag. ‘Die stroomt pal voor mijn huis’, zei ik. ‘Als je je oor op één van die twee enorme betonnen deksels legt, kun je hem horen.’ De zwarte beek stroomt onder de grond, langs de weg, richting de Nims. Een meter of driehonderd naar boven, zo’n beetje tegenover het huis van Max en Margret, duikt-ie onder de weg door en daarvóór is hij niet veel meer dan een siepelend stroompje. Ik heb geen idee waarom de beek tijdens de aanleg van de weg naar de A60, ergens eind jaren zestig van de vorige eeuw was dat, ondergronds is gegaan. Een bovengronds stroompje zou mijn huis en tuin veel rustieker hebben gemaakt.

Zomer in Schwarzbach. Er zijn ontzettend veel zwaluwen en gierzwaluwen en ze hebben ook nog eens in overvloed te eten want de lucht hangt vol met minuscule mugjes. Drommen vlinders in allerlei kleuren en afmetingen bij bloeiende planten en struiken, veel bijen en hommels ook. Drie hoornaars. Ik geloof vooralsnog niets van al die alarmerende berichten over massale insectensterfte. Hier gelukkig geen sproeiverbod, helder en fris Eifelwater stroomt uit de kraan, ongelimiteerd. Maar water uit de kraan haalt het niet bij water uit de hemel, water uit de hemel doordrenkt, kraanwater houdt planten in leven. Aangezien er bij de Globus gewoon mezenbollen te koop zijn, koop ik die en verwen ik mijn vogeltjes. De kool- en pimpelmezen, matkopjes, vinken, roodborsten en geelgorzen doen net alsof het winter is, lijken vergeten te zijn dat ze moeten ruien. Ook hun waterbakje wordt twee keer per dag voorzien van helder Eifelwater, waaruit ze na het pikken van de zaden uit het vet gretig drinken.

Zomer in Schwarzbach. Drie Slowaken op het erf, het klinkt hier als een verzamelplaats van georganiseerde misdaad, ik kan het niet helpen. Het heeft iets bedreigends, zo’n mij volstrekt onbekende taal, die lijkt op Russisch of Pools. Geen idee wat ze zeggen. Maar de gleuf wordt gegraven, het fundament wordt gestort, de stenen worden gestapeld en ten slotte opgevuld met beton uit de betonmolen van buurman Klaus. Er is er een bij die om half tien ’s ochtends al begint te drinken. Ze zweten, ze schreeuwen, ze lachen, en op de laatste dag, als ik ze betaald heb en ze weg zijn en de rust is weergekeerd, ontdek ik dat ze mijn hele krat bier hebben opgedronken. Nou ja, had ik maar niet samen met het bezoek mezelf uit de voeten moeten maken, zo lang mogelijk, omdat ik domweg té zenuwachtig en onrustig werd van het werk aan de tuinmuur. Een muur die onverwacht nogal hoger is uitgevallen dan ik had voorzien omdat ik bij aanvang van de klus pas zei dat ik een rechte muur wilde, ik bedoel: een muur die waterpas loopt, niet een muur die meeloopt met de hellingshoek van de berg. Die kan nou eenmaal niet overal 1,20 hoog zijn. En op zondagmiddag – regen en onweer dreigt, maar zoals gebruikelijk trekt alles een stuk verderop voorbij, het bezoek rijdt zwaaiend weg in de huurauto, Djokovic wint met speels gemak van Anderson en Dylan Groenewegen valt hard op zijn knie en Frankrijk verslaat Kroatië – kijk ik in alle rust van alle kanten naar mijn muur. Ik ga hier zitten en daar zitten, ik loop op de weg erlangs, ik observeer hem vanaf de hoek van de L33 en de L5 en ten slotte haal ik het keramieken mannetje van Sjer Jacobs van zijn boomstamsokkel en plaats het op de muur. Dat is mooi. Dat is prachtig. Inmiddels zijn de donkere wolken weggetrokken, schijnt de zon al weer en de vogeltjes ontdekken de uitsparing in de muur, een gat om een van de stammen van de meerstammige hulstboom vrije ruimte te geven. Ze doen alsof het een raam is, gaan er zitten, kijken om zich heen, kwetteren luid. Vogels houden wel van iets nieuws, het schrikt ze niet af. Toen ik een paar maanden geleden het oude vogelvoederstation neer moest halen omdat de basis – een afgezaagde appelboom – totaal vermolmd was, en in één dag een nieuw vogelvoederstation bouwde, grepen ze elke mogelijkheid aan om erop te gaan zitten, in alle stadia van gereedkomen.

Zomer in Schwarzbach. Muur klaar (hoewel hij nog gepleisterd moet worden). Bezoek weg. Maandag. Zon, warmte, een enkele motorrijder, de haan van buurman Rinus kukelekuut, ik hoor een rode wouw schreeuwen. En nu? Wat moet ik nu zonder de drie Slowaken? Zonder bezoek dat verzorging en voeding en drenking nodig heeft? Lange dagen. Rustdag in de Tour, mogelijk herstelt Dylans knie. WK voetbal voorbij. Wimbledon voorbij. Over dik twee weken vliegen de gierzwaluwen weer naar Afrika. Over een maand zullen er al weer knisperend frisse ochtenden zijn, met spinnenwebben. De Slowaken hadden me aangekeken alsof ik gek geworden was; een gat in de splinternieuwe muur om een dikke tak van zo’n prikboom ruimte te geven? Waarom zaag je die niet af? Hoofdschuddend hadden ze nog een biertje gedronken. Ik maak een gin-tonic voor mezelf, met komkommer. En om allerlei dingen te vieren, scheur ik een zak chips open. Ik ga op het boventerras zitten en kijk naar mijn muur. Over een paar dagen komt Elvis, de zwart-witte Deense dog. Ik vermoed dat ook hij erg tevreden zal zijn met de muur.