De populaire Britse filosoof A.C. Grayling is geen hegeliaan. Niettemin lijkt hij ervan overtuigd dat kwantiteit op den duur vanzelf omslaat in kwaliteit, aangezien hij boeken produceert in een tempo waarbij vergeleken de spreekwoordelijke veelschrijver Simon Vestdijk verschrompelt tot een slome ploeteraar met een writer’s block. Dit jaar – dat nog niet ten einde is! – verschenen er van Grayling niet minder dan vijf boeken. Tussendoor is de man hoogleraar aan de Universiteit van Londen, lid van tal van denktanks en adviesraden en een regelmatige medewerker van een reeks bladen en tv-programma’s.

Een bijkans manisch auteur als hij beperkt zich natuurlijk niet tot zijn eigen vakgebied, maar graast ook gretig op andere weiden. Zijn vorige exercitie op het terrein van de geschiedenis, Among the Dead Cities, verscheen vorig jaar en handelde over de geallieerde bombardementen op nazi-Duitsland. Vanuit historisch oogpunt was dit een volstrekt overbodig boek, en in filosofisch opzicht ging het mank aan een verkeerde vraagstelling (zie De Groene Amsterdammer, 21 april 2006). Omdat zijn onlangs verschenen Towards the Light veel dichter aansluit bij zijn core business als filosoof heb ik me toch nog een keer gewaagd aan een boek van Grayling.

Helaas liep het ook ditmaal uit op een teleurstelling. Hoe vlot het boek ook is geschreven, Grayling bedrijft hier ‘ideeëngeschiedenis’ van een soort dat inmiddels volkomen achterhaald is. Hij concentreert zich op een aantal belangrijke denkers, die met hun briljante ideeën de mensheid hebben bijgelicht tijdens de moeizame tocht naar de moderne, verlichte samenleving. Dit is niet alleen een ahistorische benadering, ook herhaalt Grayling nagenoeg alle clichés die in omloop zijn over Copernicus, Galileï, Hobbes, Locke en Rousseau. Van het recente onderzoek naar dergelijke figuren lijkt hij nauwelijks weet te hebben.

Bovendien herhaalt hij zonder blikken of blozen de mythe dat de kerk dé grote tegenstander van wetenschap en rede was, terwijl hij absoluut geen oog heeft voor de economische en sociale ontwikkelingen die een rol speelden bij het ontstaan van de moderne wetenschap en het bijbehorende wereldbeeld.

Dat Grayling zich zorgen maakt over de vrijheidsrechten, die in de huidige strijd tegen het moslimterrorisme steeds meer onder druk komen te staan, is zonder meer sympathiek. En wellicht doet dit boek sommigen beseffen dat onze vrijheid allerminst vanzelfsprekend is. Maar wie echt geïnteresseerd is in de ontwikkeling van het westerse denken en meer wil weten over de grote denkers die daaraan een bijdrage hebben geleverd, kan beter een ander boek lezen.