
Het idioom van het schilderij zonder titel van Paul Drissen is abstract – en als flexibel soort van vormgeving gebruikt in een tijd dat abstractie algemeen gangbaar is geworden. Het schilderij is van 2013, dus ongeveer honderd jaar nadat die rechthoekige abstractie is uitgevonden en bevochten. Maar Drissen heeft een kleurrijke vormgeving ontvouwd die beweeglijk en dartel is en waarin de strak geknipte vormen omhoog lijken te schieten als vliegers aan de lijn in de wind. Ooit heb ik de eerste versie van het Zwart vierkant van Malevich (1915) in het echt kunnen bekijken en ik kon toen zien dat het de schilder moeite kostte om dat ongehoorde motief te schilderen. De verf is wat dikker opgebracht met vrij korte streken verf, een beetje op de tast – vooral vergeleken met de latere versie (1929) die nu in de prachtige tentoonstelling in het Stedelijk hangt. Beide versies zijn vrijwel even groot, de beide vierkanten zijn ook niet exact vierkant en de witte marges rond de zwarte vorm zijn verschillend breed zodat in beide gevallen de vierkanten net iets anders in het vlak hangen. Het zijn zeer kleine verschillen, maar ze geven aan dat Malevich geen uitmeter was maar een gedreven schilder die in de eerste versie behoedzaam bezig was, op het oog, een vormgeving te ontdekken die toen een moeilijk waagstuk was. De latere versie is zichtbaar makkelijker geschilderd. Dat is logisch want toen wist Malevich inmiddels hoe het moest.

Drissens schilderij ziet er zo luchtig en vlot uit omdat in 2013 het abstracte idioom al lang niet meer ideologisch was – zelfs niet meer omstreden. Ik heb een kleinzoon van dertien die verklaarde Victory Boogie Woogie van Mondriaan het mooiste schilderij te vinden dat hij ooit gezien had. Daar kan ik goed inkomen. Wat ik ermee wil zeggen is dat in de wereld van die jongen abstracte, rechthoekige vormen, helder van kleur op helder wit, volstrekt normaal zijn. Zo strak zijn de dingen ook in het interieur van huizen en in de gebouwde omgeving. Atmosferisch, expressief realisme (en nog oudere kunst) is eigenlijk raar ver weg. Ook voor de generatie van Paul Drissen, die in 1963 geboren is, is abstractie iets volstrekt normaals wat je kunt gebruiken op allerlei manieren, zoals het uitkomt, net als alle andere methoden en technieken. Zo kon hij dit los opgezette, inventieve schilderij bijna onbekommerd maken. Een raster van dunne rode lijnen, uit de losse hand geschilderd, dat fungeert als een wankel raam waarin hij vervolgens scherp geknipte vormen heeft gehangen – als versieringen in een boom. De drie grote figuren (rood, geel, blauw) zijn geschilderd karton en opgeplakt. De andere drie zijn stukken uit bedrukte stof geknipt. Tussen de grotere vormen die zo statig hangen, fladderen de kleine rond als vlinders. Overigens wil ik niet suggereren dat Drissen bij het maken van zijn schilderij zulke observaties zou hebben gevolgd. Het wezen, en de vrijheid, van de abstractie is juist dat je niet aan modellen gebonden bent. Maar ik heb bij het schrijven zulke vergelijkingen wel nodig om in abstracte schilderijen effecten van vormgedrag aan te duiden die verder onzegbaar zijn.
Van de twee smalle balken bovenin, in de stille gouache Hidden Agenda van Alan Uglow, is de rechter een fractie langer dan de linker. Niet meer dan twee of drie millimeter, maar genoeg om als een kleine, hardnekkige storing op te vallen waardoor er in het verfijnde passen van de rood-oranje vormen een eigenaardig wringen gaat ontstaan. Of is het toch iets anders. De balk rechtsboven is precies even lang als de onderste rechthoek breed is. Maar als je blijft kijken (wat ik vaak gedaan heb) zie je dat de linkerbalk ten opzichte van het midden van de compositie iets verder naar links staat. Het effect is een onnavolgbare onvastheid van dit overzichtelijk arrangement van zulke eenvoudige rechthoeken. Maar dan, Uglow is geboren in 1941. Dan behoor je tot een generatie voor wie abstractie niet vanzelfsprekend was maar eerder vreemd kunstig. Daar ga je dan, zoals in Hidden Agenda, heel beschouwelijk mee om. De fragiele vormen worden zo behoedzaam als woorden in een sonnet naar elkaar toe geschoven. Ze rijmen ook. Zoiets frivools als het schilderij van Paul Drissen kon Uglow, met zijn ernst, niet voor elkaar krijgen. Zijn eerbied en ontzag voor abstractie waren daarvoor te groot.
PS Paul Drissen exposeert gewoonlijk in Galerie Slewe en Alan Uglow in Galerie Onrust, beide in Amsterdam. Daar is op aanvraag werk van hen te zien. Op Malevich in het Stedelijk kom ik nog terug