SOLANO — Een rustige late zomerochtend in een verre voorstad van de Argentijnse hoofdstad Buenos Aires. De zaal in het grootste houten gebouw in de straat 8-91 begint langzaam vol te lopen, met mannen en vrouwen van alle leeftijden. Aan de muur hangt een spandoek in het blauw-wit van de Argentijnse vlag, met daarop de naam van de organisatie waar ze allen toe behoren: MTD Solano, Beweging van Werkloze Arbeiders in Solano. Verder hangen er krantenknipsels over politiegeweld, zelfbestuur van werklozen en regels voor het leven in een gemeenschap zonder privileges en persoonlijke eigendommen. De mannen en vrouwen wachten op de middagmaaltijd, die elk moment uit de aangrenzende keuken kan komen.

Een dikke jongen in een T-shirt van een hard rockgroep stond zojuist nog wortelen te snijden, met ongekende toewijding. «Ja, ik vind het leuk om hierbij te horen», zegt hij als de wortelen in de soep zijn verdwenen, «wegen blokkeren, demonstreren voor compañeros die ze hebben vermoord; dat is goed.» Marcelo Espinoza heet hij. Hij is 22 maar lijkt een puber. Sinds drie maanden maakt hij deel uit van MTD Solano, vóór die tijd probeerde hij zijn brood te verdienen met los-vaste klusjes als tuinman. De middelbare school liet hij lang geleden achter zich, omdat hij om zich heen zag dat iedereen werkloos was.

Tot voor kort wist Marcelo niet veel meer van «de beweging», zoals buurtgenoten MTD Solano noemen, dan wat de nationale televisie laat zien van de inmiddels honderden organisaties van werkloze «piqueteros» in het land: mannen die met bedekte gezichten en bewapend met stokken belangrijke wegen blokkeren met brandende autobanden, om zo aandacht te vragen voor hun situatie en banen of uitkeringen af te dwingen. Dat ze hun gezichten bedekken uit reële angst om later door de politie of handlangers daarvan vervolgd te worden, wordt er meestal niet bij verteld. De overheid bestempelt de piqueteros als «agressief» en gebruikt dat stempel op gezette tijden om demonstraties op hardhandige wijze te ontbinden.

Espinoza kwam bij «de beweging» via zijn nichtje. «Als je erbij komt, krijg je een uitkering», zei zij. De honderdvijftig peso (vijftig euro) die de Argentijnse overheid via politieke partijen, vakbonden en werklozenorganisaties als MTD Solano betaalt aan werklozen, is een veelvoud van wat hij met zijn klusjes verdiende, dus dat zag hij wel zitten.

Rijk is de bevolking van Solano — ongeveer dertigduizend mensen — nooit geweest. Maar tot zo’n tien jaar terug had iedereen er werk en een redelijk vast inkomen. De bewoners van straat 8-91 — onverhard; de meeste huizen zijn van onbewerkte baksteen of hout — werkten vroeger in fabrieken in de buurt of als zelfstandig manusje van alles. «De eerste mensen die begin jaren negentig ontslagen werden, dachten nog dat dat hun eigen schuld was», vertelt de 28-jarige Roberto López, die helpt in de bakkerij en cursussen geeft op het gebied van «het herstel van werkgerelateerd zelfvertrouwen». «Ze waren te kort naar school geweest, niet handig of niet slim genoeg. Inmiddels zijn ze ervan doordrongen dat ze slachtoffer zijn van een verkeerde economische politiek.»

Op recept van onder andere het Internationaal Monetair Fonds (IMF) stelde Argentinië zich vanaf 1990 volledig open voor de wereldmarkt en ontmantelde alle wetgeving die de eigen industrie en werknemers beschermde. De markt zou zijn werk wel doen, riepen Washington en New York. Dat «werk» bleek eruit te bestaan dat fabriekseigenaren kosten gingen besparen door te importeren in plaats van produceren en bijna al hun personeel op straat zetten. In Solano is de overgrote meerderheid van de bevolking werkloos.

Juan werkte jarenlang in een leerverwerkingsfabriek in de buurt, maar besloot tien jaar terug voor zichzelf te beginnen, als schilder en aannemer. «Gouden tijden» beleefde hij: hij verdiende per maand tussen de tweeduizend en zevenduizend peso — toen nog gelijk aan de dollar. Maar naarmate de mensen in de wijk minder te besteden kregen, verloor ook hij zijn werk en inkomen. Hij zou niet eens recht hebben gehad op een uitkering als hij zich niet bij MTD had aangesloten. Juan slikt een stuk brood weg en roept, op de zeurtoon die typisch Argentijns is geworden: «Wie verwacht er nu dat je van honderdvijftig pesos kunt leven?»

Toch lukt het Juan. Dagelijks werkt hij een paar uur in de bakkerij van «de beweging». In ruil daarvoor kan hij tweemaal per dag voor vijftig pesocent een warme maaltijd krijgen, bestaande uit groente, rijst en aardappelen uit de wijkmoestuin, brood uit de eigen bakkerij en vlees, dat nu nog goedkoop wordt ingekocht maar binnenkort afkomstig zal zijn van de nieuwe gemeenschapsboerderij. Als Juan maandelijks tien peso in de gemeenschapspot stopt, heeft hij bovendien recht op gratis medicijnen uit de eigen apotheek van de beweging. Zoniet, dan kan hij medicijnen kopen tegen kostprijs, die stukken lager ligt dan de prijs die andere apotheken hanteren.

«NGO’s weten die medicijnen voor ons te bemachtigen via de farmaceutische industrie», verklaart Andrés Fernández de lage prijzen. «Zouden die farmaceuten zich schuldig voelen over het misbruik dat ze maken van hun monopolie?» Het terrein waar de meeste gebouwen van MTD Solano staan, was zes jaar terug nog privé-eigendom van deze kleine man. «Ik maakte volop deel uit van ‹het systeem›», geeft hij toe. «Niet als arbeider die uitgebuit wordt door een slecht betalende werkgever, maar als zelfstandig aannemer. Ik buitte mezelf uit door steeds verder en groter te willen ondernemen. Op die manier stootte ik concurrenten het brood uit de mond. En ik had mensen voor me werken, die ik niet veel betaalde omdat ik anders te weinig overhield.»

De aanzet om zijn leven te gaan veranderen, deed Fernández in 1996: «Ik was actief in de kerk van bevrijdingstheologie en ging van daaruit naar een bijeenkomst van een beweging van werkloze arbeiders in Jujuy, een van de arme provincies in Noord-Argentinië, waar de gevolgen van de verslechterende Argentijnse economie al eerder voelbaar waren. Ze vertelden daar hoe werklozen elkaar onderling hielpen om een oplossing te vinden voor hun situatie, een oplossing waarbij ze zo min mogelijk afhankelijk zouden zijn van doorgaans slecht betalende werkgevers of politieke partijen die uitkeringen of baantjes uitdeelden in ruil voor stemmen. Geen vis aannemen, maar zelf leren vissen, zogezegd. En binnen de gemeenschap mocht niemand méér rechten hebben dan een ander. Iedereen zou op basis van gelijkheid meebeslissen.»

Naar aanleiding van die bijeenkomst deed Fernández een onderzoek in zijn eigen wijk. Het was 1996, een jaar waarin de Argentijnse middenklasse nog genoot van wat achteraf het «menemistische feest» is gaan heten: de periode onder de peronistische president Carlos Menem, toen de peso evenveel waard was als de Amerikaanse dollar, importproducten en buitenlandse reizen goedkoop leken en veel Argentijnen zich te buiten gingen aan de koop van tweede huizen, auto’s en verscheidene dure etentjes per week. In Solano bleek toen al vijftig procent van de bevolking werkloos te zijn.

Samen met pastoor Alberto Spagnolo wilden Fernández en andere compañeros de eigen wijk en vervolgens een groot deel van Solano veranderen in één grote gemeenschap waarin iedereen bijdraagt wat hij kan en privé-eigendom niet meer bestaat. Behalve de bakkerij en de moestuin, van waaruit bijna alles wat wordt geproduceerd direct naar de gaarkeuken gaat, zette de beweging een leerverwerkingsbedrijfje op dat sandalen, riemen en andere producten tegen kostprijs verkoopt aan buurtbewoners. Wie in een van de minibedrijfjes werkt, kan ook cursussen volgen, op het gebied van zijn werk, of in coöperatie en alle aspecten van de nieuwe vorm van leven.

Andrés Fernández: «Het was heel moeilijk om de stap te maken om met veel mensen in gemeenschap van goederen te leven.» Het lukt nog steeds niet helemaal. De proef op de som kwam toen de bisschop pater Spagnolo uit zijn ambt onthief, omdat de kerk zich niet kon vinden in diens werk met de piqueteros. «We verloren toen de kerk en het gebied daar omheen als plek waar we onze bedrijfjes hadden. Maar dat was geen punt, want ik had nog wat grond in eigendom achter mijn huis», zegt Fernández met een aarzelende lach.

«Het heeft mij veel moeite gekost om over te schakelen naar deze nieuwe manier van denken, ik verwacht dus ook niet dat anderen dat zomaar kunnen. Er zijn inmiddels twaalfhonderd mensen in Solano die in onze beweging actief zijn. Veel van hen zoeken ons in eerste instantie op omdat we ze een uitkering bieden. Maar daardoor ben ik er wel achtergekomen dat ik het veel prettiger vind om samen te werken dan om te concurreren.» In Argentinië zijn inmiddels voor zover bekend ongeveer honderdduizend mensen actief in een vergelijkbare vorm van alternatieve economie.

Ook nieuweling Marcelo Espinoza is nu al overtuigd: «Ik ben blij dat ik ervoor kan zorgen dat iedereen goed eet, ook als mensen weinig geld hebben. Als je voor een baas werkt, is er niemand die naar je luistert en je waardeert. Hier ben ik veel gelukkiger. Ik zou hier altijd willen blijven.» Marcelo straalt.