Hoe subjectief artistieke beoordelingen zijn, besefte ik te meer toen ik ergens las dat de makers geen keus voor een thema of invalshoek hadden gemaakt, maar van alles overhoop gooiden. Terwijl ik juist onder de indruk ben van de wijze waarop een scala van aspecten met betrekking tot het bouwsel organisch was verweven, met als gevolg dat het programma uitsteeg boven de obligate geschiedenis- of architectuurles en er een artistieke meerwaarde ontstond. Dat de schoonheid nu wel opviel, had ook te maken met de uitgeklede staat waarin het gebouw verkeert. Negatief omdat het verval pijnlijk zichtbaar werd. Positief omdat het geen ziekenhuis in bedrijf is en als het ware tekentafel, maquette en reeel gebouw in elkaar overliepen. Dat ik hiermee vloek, besef ik al te goed: het ging Duiker en Bijvoet immers juist om de functie. Maar zoals ik geniet van de zeldzame keer dat een kamer in mijn huis geheel is ontruimd omdat de vloer gelakt dient, zo zag ik hier wat een architect neerzet voor het de functie krijgt die door hem is ingecalculeerd. Te hopen valt dat Zonnestraals leegstand een ‘lakbeurt’ dient, want eeuwige verdoemenis voor wie het af wil breken of onherkenbaar wil verbeteren.
Rijkdom aan informatie. Naast de rol die Henri Polak, ‘ome’ Jan van Zutphen en hun bond speelden - Polak geportretteerd door Salvador Bloemgarten, Van Zutphen middels archiefbeelden - was er de petite histoire: de opbrengst van de koperen stelen bleek altijd al ten goede te komen aan de diamantwerkers, waarbij de ‘christenen’ onder hen het geld omzetten door zich des zondags klem te zuipen en de joden het besteedden in tingeltangel en bordeel. (Ik haat generalisaties, maar deze had ik zeker niet weggemonteerd.) Dat voor Polak het mooiste uit de burgerlijke cultuur niet goed genoeg was voor ‘zijn’ arbeidersklasse, weet je, maar wanneer de camera door het hoofdkantoor van de Bond gaat en Berlage’s typografie voor het vakbondsblad toont, realiseer je je te meer hoe bijzonder die keuzes waren.
En dan hebben we het nog niet eens over Zonnestraal. Treffend is Duikers uitspraak over de eenheid van nut en schoonheid, die door een architectentoelichting nog concreter werd. De esthetiek van het gebouw is mede bepaald door de afmetingen van drie meter en hun veelvoud, die weer voortkomt uit de technische mogelijkheden van het moment en de haast die geboden was bij het bouwen: bij meer dan drie meter duurde het te lang voor de bekisting verwijderd kon worden.
Als ik dan toch kritiek heb: het euvel van (prachtige) muziek, die soms een overkill aan betekenis oplevert. En het ontbreken van de dood die Zonnestraal toch ook als woonplaats had. Overigens weet ik een zinnige bestemming voor het gebouw: rustoord voor ME-patienten. Daarover ooit meer.
Rubriek
Zonnestraal
Ooit bezocht ik mijn moeder in ziekenhuis Zonnestraal en zag hoe mooi het lag, maar niet hoe mooi het was. En ik had slechts flauw benul van de bijzondere geschiedenis waaruit het gebouw voortkwam en die het belichaamde. Sinds ‘Zonnestraal: Drempels tussen licht en aarde’, VPRO-documentaire van Henk Renou en Kiki Amsberg, is dat anders. Dat Zonnestraal een plek verkreeg in hoofd en hart is niet alleen te danken aan des films object maar evenzeer aan de film zelf.
www.groene.nl/1994/14