
Van de overheid moeten ouderen zo lang mogen thuis blijven wonen, en voor extra voorzieningen kunnen zij, met een medische indicatie, een beroep doen op de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Ervaring leert dat je bij de gemeente voor bijvoorbeeld een traplift na lang op en neer mailen nul op het rekest krijgt. Want de geldpot slinkt, de hulpmiddelen ‘die we zo eerlijk mogelijk verdelen’ zijn beperkt.
Bij de thuiszorg, ggz en jeugdzorg is het niet anders. Wachtlijsten en schaarste. Maar ook: als je eenmaal langs de loketten bent gekomen, tref je over het algemeen bevlogen en kundige zorgverleners. De kwaliteit van de geleverde zorg is top, daar niet van. De gezondheidszorg kost de overheid dan ook veel geld, inmiddels per jaar 135 miljard, waar de bevolking aan meebetaalt via belastingen en de verplichte basiszorgverzekering.
Op het Binnenhof is steevast de vraag: hoe beteugelen we de stijgende uitgaven? Het leidt al jarenlang tot bezuinigingen, onder meer op personeel, en tot harde onderhandelingen tussen zorgverzekeraars, overheid en zorginstellingen over volumes en vergoedingen. In de spreekkamers wordt ‘zinnige zorg’ gestimuleerd. Geen onnodige behandelingen doen. Niet morsen met publiek geld geldt voor iedereen, inclusief ‘de zorgconsument’.
Waar de overheid níet de handrem op zet, is de rappe komst op de markt van private equity en internationale beursgenoteerde bedrijven die zorginstellingen opkopen en beheren. In een artikel deze week wordt in kaart gebracht wie dat zijn en hoe hun verdienmodellen werken. Zij weten het gat in de markt te vinden en rijgen praktijken van huisartsen, fysiotherapeuten, tandartsen, instellingen in de ggz, thuiszorg en de ouderenzorg als kralen aaneen tot ketens met namen als Mentaal Beter, Ivory & Ivory, Co-med, Co-dokters. Ze kopen-en-weer-verkopen (Buy, build, sell!), streven naar snelle groei en hoge rendementen.
Er gaan miljarden in om, terwijl de zorgaanbieders zelf geen winstoogmerk mogen hebben. Dat is in een groot deel van de Nederlandse zorg verboden, althans: winst uitkeren, want er mag wel rendement gemaakt worden maar het geld moet in de organisatie blijven. Uitgezonderd zijn zorgverleners die van oudsher zelfstandig ondernemer zijn, zoals huisartsen. En daar zit onder meer de ruimte voor ondernemers uit Zwitserland, Zweden, Noorwegen, Amerika, Duitsland en Nederland. Voor hen is de gezondheidszorg een aantrekkelijke winstpakker met weinig risico. De vraag stijgt, het is verzekerde zorg.
Merkt de patiënt hier iets van? Nou nee, ze hebben vaak geen benul van de financiële constructie achter de handen van de huisarts of medisch specialist. Hoewel, ze krijgen opeens een e-dokter of iemand die op afstand een telefonisch consult doet. Indirect doet het zeker pijn. Geld morst weg naar reclame, bemiddelings-, detacherings- en uitzendbureaus voor het werven van personeel – die bij hen meer gaan verdienen dan met werken in loondienst. En naar de aandeelhouders van de bedrijven.
Waarom is hier geen discussie over, niet in de politiek, niet bij de zorgverzekeraars, niet bij de patiënten? werpt in het artikel de directeur van de Maartenskliniek in Nijmegen op. ‘Terwijl de onafhankelijkheid van de adviseurs in gevaar komt én de zorgkosten toenemen als mensen onnodig dure hulpmiddelen aangesmeerd krijgen.’
Inderdaad, waarom. Waarom grijpt het Zorginstituut niet in? Dat houdt namens de overheid in de gaten of onze zorg goed en betaalbaar blijft en ons geld ‘alleen besteed wordt aan waardevolle behandelingen’. Aan een traplift bijvoorbeeld. Of betere beloning van het personeel zodat het niet in de verleiding komt zich te laten inkopen door een commercieel bedrijf. Een overgestapte zorgverlener zegt: ‘En dan is je belangrijkste doel plots niet meer de beste zorg verlenen, maar zo snel mogelijk groei realiseren.’