Pretoria In de zaak van baby Tshepang wordt nu nog gezocht naar één verkrachter. Een andere; de zes alcoholische misfits uit het betreffende Noordkaapse getto die voor de verkrachting waren gearresteerd, hadden het blijkens DNA-testen niet gedaan. Een beetje een domper toch wel, na zo'n prachtig griezelverhaal. Denk je eens in, zes mannen in één baby. «Nee, het waren er élf!» wist vorige week nog iemand op het nieuws. Eén babyverkrachter is niet erg genoeg, we hebben het hier tenslotte over Zuid-Afrika.
In Zuid-Afrika komen alle griezelverhalen samen. Babyverkrachters, boevenbendes, monsters die langs de nachtelijke wegen loeren op slachtoffers om die uit hun auto te gooien of erger, corrupte landheren zelf veilig opgesloten in met schokdraad beveiligde kastelen die het volk beroven en uitzuigen, heksen die kinderen ontvoeren en stuksnijden voor toverdrank, inquisitiefolteraars, roofridders die rondwaren op zoek naar jonge damsels om die eens flink in de distress te werken, en dan waart de dood hier ook nog rond in de vorm van aids.
Woon ik in de sprookjes van de gebroeders Grimm? In een Amerikaanse western over paardendieven, verkrachtende cowboys, meedogenloze spoorlijndirecteuren en hang ‘em-sheriffs? In de door lepra, pest, bijgeloof en tandeloze dronkaards geteisterde Middeleeuwen of ten tijde van de stichting van de stad Rome, die gebouwd werd op de gang rape van zo'n honderd Sabijnse maagden? «Hojo, hojo, en een fles vol rum», zingt mijn dochter tijdens een piratendag op haar lagere school. Ze tekent, knipt en plakt een vlag met een prachtig doodshoofd en luistert gebiologeerd naar het opwindende verhaal van Roodbaard, terwijl buiten de autopiraten haar onderwijzer van vorig jaar bij de lurven uit zijn vehikel trekken en de zee, pardon, de bosjes in smijten.
Zuid-Afrika is een land waar alle gruwelen uit de wereldgeschiedenis zich tegelijkertijd afspelen. Het Westen had vierduizend jaar de tijd om zich boven heksenjachten, ius primae noctis, wetteloosheid, syfilis en het recht van de sterkste uit te werken, om regeringen op te zetten, een betrouwbare politie, en instellingen die controleren of wrede mannetjes zich toevallig niet seksueel op hun kleuters aan het uitleven zijn. Bij ons gebeurt alles zo'n beetje in één decennium.
Toen Nelson Mandela de gevangenis uit liep, op de tweede februari van 1990, begonnen de roestige raderen van de geschiedenis zich ineens weer knarsend in beweging te zetten. Die hadden sinds 1652 min of meer stilgestaan, toen een gemeenschap van rondtrekkende veehouders en zich langzaam nestelende boeren gestuit was op een sterke vijand, die verder rondzwerven en nestelen belette. Meer en meer werd de natuurlijke historische ontwikkeling beknot, eerst door oorlogen die de zwakkere volkeren verder het onvruchtbare binnenland in dwongen, later door belasting- en landbouwwetten die van boeren knechten maakten, en op het laatst door de formele apartheid die gerealiseerde ontwikkelingen weer ongedaan maakte. Meedogenloos werden eigenaars van boerderijen, huizen, winkels en restaurants van hun verworvenheden ontdaan en teruggestuurd, de reservaten en de mijnen in.
«We wilden natuurlijk al lang leren meedoen in de moderne maatschappij», zegt een nieuw ingestroomde buurvrouw. «Maar jullie zetten overal bordjes whites only op. Dus nu kunnen we niks.» Een heel volk was de geschiedenis uit gegooid en van wetenschap en vakmanschap ontdaan, én het gevoel van eigenwaarde. En toen moest het getraumatiseerd en ontheemd van de ene op de andere dag «gewoon meedoen» met de maatschappij van de voormalige vijand.
Zo modern was die omringende maatschappij overigens ook weer niet. Tirannieke tradities, verstikkende zelfzucht en racistisch bijgeloof hadden ook hier moderne bestuursvormen en bedrijfsvoering in de weg gestaan. Ten gevolge van dit alles was het Zuid-Afrika dat in 1994 begon een land van corrupte kasteelheren en wrede huursoldaten, van ongeletterde dronkaards, paardendieven en miljoenen damsels (en kinderen) in distress. Een relatief kleine groep van welwillende, modern denkende, goed opgeleide democraten begon tegelijkertijd, gewapend met een paradijselijke grondwet, te proberen om er zo snel mogelijk een behoorlijk land van te maken, maar ook deze groep was behept met trauma’s.
Veel huidige goedmenende bestuurders hebben, net als de rest van de bevolking, littekens op hun ziel. Ze lijden bovendien, in het zicht van de ontzagwekkende problematiek, gecombineerd met de tegenstand uit kringen van de voormalige heersers («Ha zie je wel, jullie kunnen het niet»), aan gevoelens van inferioriteit en verlamming.
Dit fast forward-land in goede banen leiden is een huzarentaak waarvoor een wellicht bovenmenselijke inspanning is vereist. Thabo Mbeki blundert vanwege zijn eigen trauma’s volop, maar zou een van onze westerse leiders wel raad weten met dit land? Zou een Frank de Grave het kunnen? Een Pim Fortuyn? Blair? Bush? Vooralsnog gaat mijn voorkeur uit naar Zanele Mbeki. Thabo’s echtgenote bestuurt terwijl haar man één stap voorwaarts, twee stappen terug doet in alle stilte de succesvolle anti-aidscampagne Love Life, alsmede een aantal instellingen voor leningen aan zwarte boerinnen. Zij zou het vast goed doen als president.
Het zijn de vrouwen in dit land die keer op keer bewijzen dat zij in staat zijn tot bovenmenselijke inspanningen. Sara Galane, van Ga-Maja bij Pietersburg, richtte met een inventief fundraising programme een weeshuis op voor kinderen die hun ouders verloren aan aids; energieminis ter Phumzile Mlambo schopte een olie stelende internationale maffia het land uit; buurvrouwen in Soweto schoten, na keer op keer teleurgesteld te zijn door de politie, een lokale verkrachter zelf maar door zijn hoofd. Deze vrouwen zijn de heldinnen van onze sprookjes van Grimm en het beste bewijs dat waar de gruwelen van de wereldgeschiedenis samenkomen, de wonderen niet ver achterblijven.