Wat kan helpen is je inbeelden dat iemand anders zegt wat jij net had willen zeggen. Dat ze die fascinatie voor Game of Thrones niet kan volgen. Wat daar nou aan is, of het niet verkapte slechte smaak is, een vrijbrief om naar porno te kijken, geweld. Dat ze niet begrijpt waarom iedereen nu een podcast maakt van alles. Dat ze niet weet wanneer ze daar naar zou moeten luisteren. O, in de trein. Bij het hardlopen. Gewoon, als ze aan het koken is. Maar ze wil niet nog iets erbij wat haar aandacht vraagt. Ze krijgt haar boeken al nooit meer uit. Ze wil af en toe voor zich uit staren. Steeds meer eigenlijk.
Stel je voor dat iemand anders zegt dat ze niet snapt waarom iedereen uit z’n dak gaat bij een optreden van Wende Snijders. Ja, podiumbeest. Maar meen je dat nou, ‘Mensch durf te leven’? Dat ze zou willen dat mensen wat mínder durfden te leven. Minder vaak elkaar maar op niks af de liefde zouden verklaren, dat ze nadenkender zouden zijn.
En nee, zegt ze, ze kan niet even dat interview in Het Parool opzoeken, want ze zit niet op Blendle, ze kan die nieuwsbrief ’s ochtends namelijk niet aan. Ze wil niet zo’n Best Gelezen Verhaal op haar telefoon, over vreemdgaan, doodgaan, hoeren. Ze wil haar venster op de wereld niet laten kleuren door de keuze van Anouk & Thijs, en Bram & Floris, en daar de knipoogjes van ontvangen op de vroege ochtend. Ze heeft namelijk ooit een krant gekozen waarvan ze zo ongeveer weet hoe ze die moet interpreteren, en nog eentje als extra gewicht. Ze wil niet honderd columnisten, ze wil er gewoon drie, verspreid over de week.
En ja hoor, daar zegt ze dat ook nog, dat ze zich niet wil vervelen met Netflix, ze wil namelijk iets moois en iets moeilijks, ze wil dat mensen iets kunnen wat zij niet kan, of dat ze iets echt weten, ze wil echte films, ze wil de PvdA terug, maar dan met vrouwen.
Het helpt als je je voorstelt dat iemand dit soort dingen zegt, helemaal als je er een gezicht bij denkt, en een lichaam, en langzaam de contouren in beeld krijgt van de firma Zeik & Saggerijn. Zusteronderneming van het befaamde Ik Doe Niet Mee.
Wat ook schijnt te helpen is een massage waarover een vriendin je pas vertelde, ze dacht dat het iets voor jou zou zijn, dat het je zou bevrijden, en je wilde niet zeggen dat je daarin niet geloofde, in bevrijding.
En die vriendin keek naar je en zei dat die masseur zou beginnen bij je kruin en eindigen bij je tenen. Hij zou geen genade hebben voor datgene wat hij onderweg tegen zou komen. En – nu komt het, zei ze, ze veerde er bij op – bij alles wat hij tegenkomt zou je het recht van voren krijgen. Ja, hij boert gewoonweg alles uit wat jij zoal hebt opgebouwd aan onverteerd, ingeslikt, opgekropt. De vriendin deed het voor, er kwam geen einde aan haar geboer. Inderdaad, sprak ze vervolgens schor, het klinkt nogal goor, maar het verlicht, als iemand het in jouw plaats op een boeren zet.
Maar jij hebt een bultje, zeg je dan, het is een bultje dat er naar je gevoel al je hele leven is, tussen je schouderbladen. Dat je het met je meedraagt is overdreven gesteld, maar toen je er ooit naar liet kijken door de huisarts deed zij toch alsof het daar hoorde te zitten. Als je het zou laten weghalen, zei ze, komt het weer terug. Want, zei ze, en dit is het zinnetje waaraan je je lange tijd vastklampte: ‘Wat erin zit, moet er toch uit.’
Tot je een keer voor iets anders bij een weekendarts was, die en passant zei dat je dat bultje weg moest laten halen. Waarom zou je het laten zitten, vroeg hij, en je durfde niet goed te zeggen dat het bij je was gaan horen. En dus liet je het wegsnijden, het was gewoon een verstopte talgklier.
Maar heel gek, zei je tegen die vriendin, het is weer teruggekomen, je hebt dat bultje weer, wat erin zit moet er toch uit, maar – en hierbij veerde jij op – als het hier bij blijft is het nog wel te overzien, wat er bij mij kennelijk uit moet. En die vriendin keek naar je en vroeg of je zelf enig idee had hoe het klonk wat je zei.