Deze poes was om de oorlog heen gelopen. Precies op tijd er weer als de kippen bij. Hij kwam uit Noord-Scharwou, voor een zwarte kat de bijna beste afkomst.
De poot het dichtst bij het gas had zijn voorkeur. Elke dag werd hij roder en dunner. Naast het gasstel een moeilijk te beschrijven voorwerp. Metaalgrijs metalen vat. Ovaal van opzij gezien, een uit diverse rondingen opgebouwd steunpunt daaronder. Gewoon rond gat van boven. Daarin de gebruikte lucifers.
Veel meubels hadden zich inmiddels verplaatst maar daar niets over te vertellen. Een groot dressoir was nieuw. De bovenkant zo vlak als gebruikelijk, maar overal elders welden er knoestige magnolia’s uit op. Een vet Teutoons dressoir, van ijdel glanzend eikenhout. Als er iets goed zou kunnen drijven moest je bij dat dressoir aankloppen.
Een mooie boot maar in een huiskamer het meest onhandige vaartuig dat je je voor kunt stellen. Gevuld met linnengoed van mensen die niet waren teruggekomen. Nutteloos, bazig en onverschillig nam het ruimte in zonder daarvoor iets terug te doen.
Tot van meel en water deeg werd gemaakt. Uitgerold tot grote dunne vellen. Nergens een betere plaats om ze te laten drogen dan boven op het hoge glanzende dressoir. Tot de zwarte kat uit Noord-Scharwou er lucht van kreeg.
‘s Morgens lagen de grote ronde vellen, bijna droog, als zeemlerige tafelkleedjes overal waar ze niet moesten liggen en vooral op de grond. De poes had zijn best gedaan. Vol gaten, kleine gaten en grote gaten. De lekkerste beetjes er zo uitgepikt.
Overnieuw begonnen? Ik zou het niet meer weten. Maar hoe kwamen die overlekkere huisnoedels dan anders in onze soep terecht? Alweer zo'n kinderraadsel.
Rubriek
Zwarte kat
Katten liepen af en aan. Keken brutaal en klommen stuk voor stuk en achtereenvolgens in alle dunne rode poten van de keukentafel.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1997/42
www.groene.nl/1997/42