En dan de media. Dankbare prooi voor de moraalridders onder de columnerende collegae. Waar waren die correspondenten die braaf het rustig verlopen referendum hadden verslagen toen de vlam in de pan ging, schrijven ze. Waar waren ze toen duizenden mensen door pro-Indonesische milities over de kling werden gejaagd? Op Java! Waarom waren er geen beelden van die op palen gespietste hoofden langs de doorgaande weg? Als er geen elektronische oren en ogen zijn, neemt het moorden immers een hoge vlucht. Dat hebben we nu wel geleerd.
Het was, zo leek het warempel even (net als in Kosovo) bijna een beetje de schuld van de ‘zelfredzame’ correspondenten en de domme VN dat het misging in Oost-Timor. In dat licht is het interessant te zien hoe rimpelloos een verbijsterende politieke manoeuvre van minister Van Aartsen aan politiek en pers voorbijging. Zijn slechts ten dele geslaagde poging om een wapenembargo in EU-verband tegen Jakarta te saboteren (meer dan een symbolische daad gezien de immer voortdurende bewapeningswoede der Indonesische strijdkrachten), had de aanleiding kunnen zijn voor een wat reflectievere houding van de analist. Er wordt namelijk al 24 jaar gemoord op Oost-Timor. Hoewel ze kansen genoeg had, heeft de internationale gemeenschap Indonesië dat nooit belemmerd. Sterker nog, de houding van met name Australië heeft een katalyserende rol gespeeld in het jarenlange geweld.
Nederland, Groot-Brittannië, de Verenigde Staten en Australië hebben president Soeharto - met uitzondering van een kleine dip in 1991, toen het Indonesische leger 230 Timorese studenten voor het oog der camera’s doodschoot - onafgebroken gesteund. Diplomatiek, economisch en militair. De reden is simpel: ‘Met de meest omvangrijke voorraden aan natuurlijke grondstoffen in de regio is Indonesië de grootste schat van Zuidoost-Azië’, schreef Richard Nixon in 1967. Daarom werd Soeharto geen strobreed in de weg gelegd toen hij in 1975 zijn troepen Oost-Timor liet binnentrekken. Het was het begin van een meedogenloze guerrillaoorlog tegen de strijders van het Fretelin, die vochten voor de onafhankelijkheid van de voormalige Portugese kolonie.
Nu de eerste Australische troepen op Timor zijn geland, kan het geen kwaad om met name de politieke rol van dit Angelsaksische bolwerk Azië nader te beschouwen. Australië speelt diefje met verlos. Een lucratief spelletje: het gaat om olie.
Eind jaren zeventig. Terwijl volgens schattingen - na de dood van een vijftal collega’s wagen journalisten zich terecht niet meer op Oost-Timor - tot 1979 ongeveer eenderde van de Timorese bevolking is omgekomen, beweegt Australië zich behoedzaam richting de immense onontgonnen olievelden in de Timor-gap, gelegen tussen Timor en Australië. Australië besluit om toenadering te zoeken tot Indonesië met als oogmerk uiteindelijk een lucratief olieverdrag te sluiten. Het Timor-gap-verdrag komt er, maar pas als Australië als enige land ter wereld ertoe overgaat de annexatie van Timor door Indonesië te erkennen. De onderhandelingen kosten wat tijd, maar in 1989 wordt het verdrag ondertekend en al in 1990 ontvangt Australië aan de verkoop van vergunningen voor proefboringen 31 miljoen Australische dollars.
Bovendien neemt Australië na 1991 de militaire rol over van de Amerikanen in Indonesië. Die mogen na de studentenslachting geen militaire steun meer geven aan Soeharto van de verontwaardigde Amerikaanse burgers. Dus neemt nu Australië de training van de gevreesde Kopassus-eenheden op zich, die naar verluidt dezer dagen hevig tekeer zijn gegaan op Oost-Timor.
Nu werpt Australië zich op als redder van de Timorezen. Het land levert de bulk van de 7500 man tellende vredesmacht. Vast en zeker om mensen te redden, maar vooral om zijn oliedollars veilig te stellen. Was er maar olie geweest in Kosovo, denk je dan. En is er eigenlijk olie op Atjeh en de Molukken?