Alles was grandioos en onmatig aan Zaire ’74 – het black music-festival dat zes weken voor ‘the rumble in the jungle’, de bokswedstrijd tussen Muhammad Ali en George Foreman, in de herfst van 1974 in het toenmalige Zaïre (nu Congo) werd georganiseerd. Het festival bood een vrijwel compleet overzicht van alle soul, funk en latin die er op dat moment toe deed, en werkelijk iedereen is in Soul Power op z’n sterkst: Bill Withers (die een hartbrekende, akoestische versie van Hope She’ll Be Happier speelt), Miriam Makeba, Celia Cruz, The Fania All Stars in de nooit meer verbeterde bezetting met Johnny Pacheco, Héctor Lavoe, Nicky Marrero, Yomo Toro en Ray Barretto, B.B. King, de piepjonge Sisters Sledge en James Brown.
De hele artiestenstal werd voor een riant verblijf van twee weken ingevlogen vanuit Amerika. Bokspromotor Don King had samen met muziekproducent Stu Levine en de Zuid-Afrikaanse jazztrompettist Hugh Masekela een budget van veertien miljoen dollar weten te regelen. Drie nachten lang ging men in het enorme stadion van Mobutu door tot diep in de nacht, waarna de zwarte sterren zichzelf verspreidden over de vele afterparty’s van welgestelde Congolezen. In zijn memoires Hit Me, Fred schrijft Fred Wesley, trombonist en medearchitect van James Browns radicale inventie genaamd funk: ‘I think maybe some of the economic problems that the country of Zaire is experiencing today is a residual effect of that festival.’
Vanaf het begin van het festival tot en met het einde van de wedstrijd zes weken later werden er honderden uren film geschoten, maar door een juridisch conflict met de financiers in Liberia kon pas in 1996 hieruit de eerste oogst worden geplukt: de magistrale documentaire When We Were Kings, die niet zozeer over een bokswedstrijd in Afrika gaat, maar eerder te typeren valt als een razend knap gemonteerde studie naar het fenomeen black pride in de jaren zeventig én een liefdevol portret van de charismatische Ali ineen.
Soul Power is een nieuwe montage van het restmateriaal. Het is een sterke keus van regisseur Jeffrey Levy-Hinte (de editor van When We Were Kings die geen afstand kon doen van zijn materiaal) om geen nieuwe interviews met de nog levende artiesten op te nemen, want hierdoor kom je als kijker geheel in de bekoring van het zwarte elan van 1974. Het is zeker ook de ‘subtekst’ die deze film zo onweerstaanbaar maakt, zoals Stokely Carmichael, de radicale politieke activist, die in het hotel in Kinshasa door een ontbijtende Muhammad Ali wordt begroet met: ‘Don’t you burn nothin’ around here, don’t you?’
De hermontage laat naast deze sterren op hun best ook schitterende ‘off stage’-beelden zien van het hele circus rondom Zaire ’74. Hilarische productionele taferelen, maar ook prachtige shots van het alledaagse leven in Kinshasa en de watervlug speechende Ali, sparrend met de massaal aanwezige journalisten. Het is alleen jammer dat de Kinois, de inwoners van Kinshasa, nergens aan het woord komen over hoe zij nu deze onwaarschijnlijk krachtige culturele invasie van black power uit Amerika ervaren.
Net als When We Were Kings toont Soul Power een breekpunt binnen de Afro-latin-cultuurgeschiedenis: de black diaspora keert terug naar de bron. Wat deze twee films behalve onweerstaanbaar swingend dan ook werkelijk aangrijpend maakt is de bijna van het scherm schroeiende intensiteit waarmee zelfs ‘larger than life’ figuren zoals James Brown en Muhammad Ali zichtbaar emotioneel geraakt zijn door hun ontvangst in Afrika. Zes weken later sloeg Ali George Foreman in de achtste ronde knock-out, maar men zou kunnen stellen dat dit slechts een coda was van het driedaagse muziekfestival Zaire ’74.

Soul Power gaat donderdag 17 september in première en is vanaf dan te zien in Kriterion in Amsterdam, Filmhuis Den Haag in Den Haag, Lux in Nijmegen, Lantaren/Venster in Rotterdam en ’t Hoogt in Utrecht