Het eerste deel van de film LA Confidential is een elegante en gestroomlijnde uiteenzetting van de wereld waar het verhaal zich zal afspelen. Los Angeles in de vroege jaren vijftig, een stad die snel groeit en uit zijn voegen barst van het zichzelf feliciterende expansionisme dat men de Amerikaanse droom placht te noemen.
Centrum van de handeling is het politiekorps, dat zich met pioniersbravoure verkoopt als het beste korps ter wereld, maar in feite een paramilitaire gangsterbende is, in dienst van de rijke elite die de stad beheerst. Racisme en corruptie zijn de benzine waarop de motor loopt. De vanzelfsprekendheid waarmee hoofdinspecteur Smith de jonge nieuwkomer Exley voorhoudt dat er voor mensen die niet bereid zijn misdadigers van achteren te executeren, bewijsmateriaal te vervalsen en door marteling bekentenissen los te krijgen, geen plaats is bij de recherche, zet de toon.
HET VERHAAL volgt drie mannen, die ieder hun manier hebben om in de corrupte politiewereld te overleven. Jack Vincennes is de klassieke, dandy-achtige cynicus die goede sier maakt met zijn adviseurschap bij de politieserie Badge of Honor op de televisie. Daarnaast werkt hij samen met riooljournalist Sid Hudgeons. Ze zorgen voor al dan niet zelf voorgekookte, goed gefotografeerde arrestaties van acteurs, musici en andere beroemdheden, liefst betrapt met drugs of hoeren op schoot.
Bud White vertegenwoordigt een romantischer variant. Hij is bij de politie om wraak te nemen op de klootzakken van deze wereld, zoals zijn vader, die in zijn bijzijn zijn moeder doodsloeg. Recht door zee en overemotioneel als hij is, bedient hij zich van grof geweld. Een gangster voor de goede zaak; zijn idee van rechtvaardigheid heeft niets met de rechtsorde uit te staan.
De derde is Edmund Exley, een tomeloze streber die aanvankelijk denkt zich als kampioen van de moraal en het onbesmette blazoen omhoog te kunnen werken. Zijn tactiek is niet die van de vuist, maar van geslepen machiavellisme. Ook hij heeft een idee van rechtvaardigheid, maar, laten we zeggen, stukken abstracter dan Bud White, wat het mogelijk maakt er onbeschaamd zijn voordeel mee te doen.
Zoals het gaat bij dit soort films was het heerlijk zwelgen in alle slechtheid en gemeenheid die voorbijtrok. Als veilig toeschouwer heeft men een haast goddelijk perspectief van waaruit het makkelijk is te genieten van de elkaar in doortraptheid overtreffende personages. Het heeft iets ontegenzeglijks sadistisch, dit kijkplezier, en iets kinderlijks. Als kinderen leren we dat het onfatsoenlijk is om uiting te geven aan het plezier dat we hebben bij knoeien, schijten, vloeken en erop los slaan. Nu kunnen we ons overgeven aan dat plezier. Het lijkt wel wat op de lol die schrijvers hebben bij het beschrijven van walging, slechtheid, tegenslag, verdriet en (zelf)haat.
Hoogtepunten in films waar louter kwade motieven lijken mee te spelen, zijn de momenten van verrassing, zoals in deze film de scène waarin de tot dan toe min of meer neutrale figuur van hoofdinspecteur Smith duivelse vormen aanneemt. Vincennes klopt laat op de avond bij hem aan. Smith, in kamerjas, maakt een kopje thee. Als Jack zijn ontdekkingen over de misdadige praktijken van twee voormalige ondergeschikten van Smith met hem deelt, haalt die een pistool uit zijn zak en schiet Vincennes dood. Dan buigt hij voorover en kijkt geamuseerd in het gezicht van de stervende, om hem beleefd te vragen of hij nog op laatste woorden kan komen.
Het heeft iets komisch en daardoor waarschijnlijk bezwerends, die onmenselijke koelheid van de personages. Ze staan ergens halverwege de gruwelen en onze tere zieltjes. Die houden zich schuin achter de rug op van ons kinderlijk sadisme, ons plezier in de peilloze slechtheid en onbetrouwbaarheid van de personages.
Dat we niet van streek raken, heeft alles te maken met de belofte die de film van begin af aan doet: er is alleen maar schijnbare chaos en onberekenbaarheid. Bij wat we zien gaan we uit van de stroomlijning, de dik opgelegde doelmatigheid van de gebeurtenissen. Geen shot, geen grapje, geen detail dat niet een uiterst rationeel en functioneel onderdeel uitmaakt van het verhaal, dat een begin, een midden en een eind heeft. Ook al kunnen we dat onderweg nauwelijks bevatten en vallen we van de ene verbazing in de andere. We schrikken, zoals we in de werkelijkheid nooit kunnen schrikken: met het vertrouwen dat dit straks zal kloppen met al het voorgaande. Mochten we wel eens twijfelen, dan zijn er de nonchalante grapjes van de personages, die soms de indruk wekken te weten dat ze in een thriller meedoen. Nee, niet de acteurs, de personages lijken dan in het complot te zitten!
LA CONFIDENTIAL heeft iets weg van een hedendaagse film noir. Maar waar veel van de klassieke films van dat genre eindigen in een surreëel nihilisme, heeft deze film een andere wending. Op ongeveer driekwart van de geschiedenis keren de drie personages zich tegen hun rol in de situatie waarin ze terecht zijn gekomen. Dat moment is precies aan te wijzen. Jack Vincennes krijgt medelijden met een jongen die de officier van justitie moet verleiden en niet weet dat hij onder de ogen van Hudgeons camera zal worden gearresteerd. Vincennes zit in een bar, bestelt een whisky, maar drinkt hem niet op. In plaats daarvan drapeert hij het briefje van vijftig dollar over zijn glas dat hij van Sid kreeg om deze arrestatie te doen. Hij besluit de jongen te waarschuwen om hem alle ellende te besparen. Als hij aankomt in het motel, blijkt de jongen vermoord.
Vanaf dat moment, eerst nog onafhankelijk van elkaar, handelen ook White en Exley tegen hun eigenbelang in om het gruwelijke geheim (hun hoofdinspecteur Smith is bezig de georganiseerde midaad in de stad over te nemen) aan het licht te brengen. Vincennes bekoopt het met de dood. Er volgt een orgie van geweld, waarin White en Exley gedwongen zijn samen te werken. De waarheid komt boven tafel, het hele verhaal klopt, de schurk wordt door Exley in de rug geschoten. Die heeft inmiddels alles gedaan dat hij verafschuwde. Exley en White triomferen.
(MAAR TRIOMFEERT het goede? Dat niet, Exley gebruikt de vreselijke waarheid om te profiteren van een nieuwe leugen die de machtselite nodig heeft alles in de doofpot te laten verdwijnen. Hij chanteert zichzelf hogerop.
Bud Whites lot maakt deze film pas goed tot een zeer hedendaagse film noir light. In zijn liefdesaffaire met de prostituee Lynn Bracken zondigt hij al tegen de orthodoxie van de film noir, door werkelijk intiem te worden en alle maskers af te leggen. Ook zij doet dat. Hun liefde maakt hen tot echte mensen, bij wie het verlangen naar het goede zich zonder bedrog of profijtbejag kan openbaren. Nadat hij gehavend van het slagveld is gekomen, feliciteert hij Exley, overigens zonder een woord te zeggen, en vertrekt hij met de nu ex-prostituee naar haar geboortedorp.
Ze gaan de stad uit, ze laten de wereld van corruptie en geweld voor wat-ie is en altijd zal blijven. Ze gaan naar de echte wereld, om te leven als echte mensen. Het happy end is dat ze de film uitrijden, naar ons. Naar de wereld van de verre van gestroomlijnde alledaagsheid, de wereld van de beschamende, hulpeloos falende goede bedoelingen. Misschien dat Bud White daarom niets kan zeggen in die laatste scène.
Zwelgen in slechtheid
DE LICHTEN doofden, de spoel begon de lopen en zodra het licht van de projector het scherm raakte, was ik het hele boek vergeten! De gelijknamige roman van James Ellroy waarop deze film gebaseerd is, had ik gelezen, dat wist ik zeker, maar bij het bekijken van de film was ik niet in staat aan het boek te denken en na afloop al evenmin. Blijkbaar heeft de film het boek niet nodig. Wat paradoxaal genoeg alles te maken heeft met de stijl van Ellroy, die de indruk wekt hardvochtig direct en op topsnelheid een film na te vertellen.
www.groene.nl/1998/10