
Kortgeleden heb ik dan eindelijk, in gezelschap van vrienden, de Idyllen van Wilhelm Tischbein kunnen zien – in het Landesmuseum dat gevestigd is in het vroegere hertogelijk paleis in de Noord-Duitse stad Oldenburg. Voor die plek zijn ze in de jaren 1819-1820 ook geschilderd: een samenhangend ensemble van een veertigtal kleine schilderijtjes. Om te kunnen zien hoe wonderlijk precieus ze zijn, hierbij Schwebende Nymphen im Tanz als voorbeeld. Tischbein had dit soort inventies al langer in zijn hoofd. In de herfst van 1786 bracht hij zijn idee ter sprake bij zijn vriend Goethe tijdens een van hun wandelingen in Frascati bij Rome. Wat Tischbein voor ogen zweefde was een samenwerking tussen schilder en dichter – oftewel het laten samenvloeien van beeldende en lyrische waarneming en verbeelding. Dat zou bijzondere kunstige voorstellingen kunnen opleveren. In zijn Italienische Reise heeft Goethe het over dit gesprek op 20 november 1786. Het waren van Tischbein ‘sehr angenehme idyllische Gedanken’, vond hij. Toch kwam er toen niets van terecht. Goethe had zijn carrière en Tischbein werkte vanaf 1808 aan het hof van de Hertog van Oldenburg. Daar ontstond dan dat ensemble dat hij altijd al had willen maken. Toen heeft Goethe nadien toch nog een serie gedichten gemaakt (Wilhelm Tischbeins Idyllen) en ook nog poëtische beeldbeschrijvingen in proza. Overigens heeft hij de schilderijen nooit gezien – hem was in plaats daarvan een map met tekeningen en aquarellen naar Weimar gestuurd. De geschiedenis van dit project is verward – ook al omdat die map met ontwerpen (door Goethe ook teruggestuurd) in 1944 spoorloos is verdwenen.
Maar goed. Mijn interesse in de Idyllen betreft het gekunstelde genre. Eigenlijk zijn het, als je ze bij elkaar ziet, een vrij soort verzinsels – en daarom zijn ze fascinerend. Ze zijn ontstaan in een vreemde tijd van artistieke overgang en ook van verwarring. Tischbeins motieven komen eigenlijk nog allemaal uit een klassieke en pastorale beeldwereld: Apollo komt voor, Mars en Venus, de Gratiën, andere godinnen, herders en herderinnen, Aurora, sierlijke plantaardige ornamenten, en dan nog allerlei nimfen waaronder deze die im Tanz ook nog zweven. Dat wil zeggen: de schilderijtjes zijn voornaam en elegant van toon, met nog de laatste glans van het rococo dat eigenlijk voorbij is. Eerder verschenen personages als Venus of Apollo, ook in de schilderkunst, in de context van een zinrijk verhaal. Maar deze Schwebende Nymphen verschijnen hier geheel uit de verbeelding van de schilder. Daarom zijn ze ook zo sierlijk als ornament in elkaar gevlochten: fraai in symmetrie en in luchtige voiles geplooid. In alles voel je nog dat oude klassieke idioom als dood gewicht in de herinnering van de oude Tischbein hangen. Deze schilderijen, loom van verbeelding, zijn pure versiering geworden. Wel zie je dat de schilder, zeventig jaar nu, er toch nog iets bijzonders van wil maken. De gedichten van Goethe zijn helderder van formulering. De stijl van de schilder is zachter (fluwelig als pastel) en hij zit vast aan die verdomde figuratie.
Om zulke redenen zijn de Idyllen zo aandoenlijk. Aan de vormgeving van de nimfen is te zien dat de schilder een effect van doorzichtige luchtigheid bedoelde – iets sprookjesachtigs als later het glijdende julilicht in dat azuren toverstuk van Han Schuil dat (sprakeloos) Zonder titel heet. Het is abstract maar wel heel concreet. De oude Tischbein kon, om een effect van een sprookje te schilderen, niet om nimfen heen en zulk gedoe. Het werk van Schuil is echt een platte aluminium doos die hier en daar wat gebutst is, toen gespoten met blauwe lak en zo een wonderlijk grillig volume werd. Het ding straalt en schittert echt. De straling is veranderlijk want afhankelijk van de richting van waaruit wij kijken en van de onvoorspelbare beweeglijkheid van het licht. Er is nog iets: je kunt ook zien dat het volume hol is. Dat versterkt het effect dat de lichtbewegingen die teweeggebracht worden ongrijpbaar zijn en gewichtloos – zoals die nimfen wilden zijn. In Tischbeins tafereel zie je dus ook geen bodem. Intussen herinnert een monochroom, hol schilderij ons nog eens aan de onuitputtelijke rijkdom van de abstractie.
PS Voor liefhebbers: Johann Wolfgang Goethe, Wilhelm Tischbeins Idyllen, uitgegeven en toegelicht door Herbert Wolfgang Keiser, Bruckmann Verlag, München 1970 – ook goed geïllustreerd
Beeld I: Han Schuil, Zonder titel, 2012. Spuitbusverf op aluminium, 80 x 80 x 25 cm; (Jarlng Lokhorst / Courtesy Galerie Onrust / Privé Collectie Amsterdam)
Beeld II: Wilhelm Tischbein, Schwebende Nymphen im Tanz, (Entwurf nach 1787), olie op eikenhout; (Landesmuseum Oldenburg)