Onmin over Freuds theorieën aangaande de vermenging van libido en eigenliefde leidde indertijd tot het ontslag van de Zwitser Carl Gustav Jung als president van de Internationale Psychoanalytische Vereniging.
Heden putten Zwitserse zielvorsers dankbaar uit het freudiaanse gedachtegoed. Het leerstuk van de narcistische persoonlijkheidsstoornis inspireerde psychiater Gerhard Dammann tot het boek Narzissten, Egomanen, Psychopathen in der Führungsetage. Dammann is chef-arts van de psychiatrische kliniek Münsterlingen aan de Zwitserse kant van de Bodensee en een wereldvermaard verzamelaar van kunst gemaakt door psychiatrische patiënten (‘outsiderkunst’). ‘Het narcisme is de hoofdneurose van deze tijd, zoals het in de dagen van Freud de hysterie was’, meent Dammann.
Grote internationale concerns trekken graag narcisten aan met messianistische trekjes. Sowieso is de narcist een gewild type in de directiekamer, aldus Dammann: ‘Narcisten brengen veel voordelen mee: betrokkenheid, doorzettingsvermogen, belastbaarheid. Aan de andere kant van de weegschaal zijn ze geen teamspelers, ze zijn doof voor kritiek en hebben een gebrekkig inlevingsvermogen ten aanzien van de medewerkers.’ Een vleugje narcisme is aan de top dus eerder een pre – maar zodra het omslaat in een stoornis is er reden tot zorg. Als een ziekelijke narcist aan de knoppen mag zitten van een grote bankinstelling verdampen de miljarden al snel in het vreugdevuur der ijdelheden. ‘Narcisten beschouwen hun eigen daadkracht en intelligentie als enige maatstaf en verachten iedereen die zwakker is’, legt Dammann uit. ‘Dat zijn dan de despoten die hun medewerkers tot diep in de nacht laten werken, altijd kritiseren en nooit een complimentje geven.’
Bijkomende complicatie is dat narcisten geen hulp zoeken zolang ze succes hebben. Zodra ze met tegenslag kampen, is het al te laat. Dammann: ‘Zelfmoord is ook een laatste narcistische triomf op de omgeving.’ Voor een narcist is het moeilijk toegeven dat hij hulp nodig heeft. ‘Een zwaar narcistisch gestoord mens zal therapie onmiddellijk opvatten als een gevecht om wie het sterkst is’, aldus Dammann. ‘De therapeut komt in het nauw: of hij gaat in op de uitdaging, of hij moet zich aan zijn patiënt onderwerpen. In het eerste geval verandert hij in een vijand, in het tweede geval wordt hij niet meer serieus genomen.’